Doos-, pallet- en containerlabels

De drie hierboven weergegeven labels verschillen slechts licht van elkaar. Omdat de labels in de gehele applicatie worden gebruikt (IO, ASN, verzendorder, doosmanifest), zijn ze zo generiek mogelijk ontworpen. De gegevens die op elk label worden weergegeven, zijn afhankelijk van het onderliggende scherm. Als een bepaald veld geen waarde heeft, blijft hij leeg zodat de gebruiker eventuele vereiste gegevens kan opgeven. Daarnaast worden deze gegevens niet in de database gevalideerd. In het algemeen verwacht het systeem dat de gebruiker gegevens invoert.

NB

Deze labels worden niet gebruikt in RF.

  • De velden Van, Naar en Klant worden afgeleid van de tabel Relatie op basis van het relatietype (relatie, klant).
  • IO is het inkoopordernummer (indien van toepassing).
  • PRO wordt vaak gebruikt voor externe sleutels zoals Extern ordernummer.
  • De doos-, pallet- of container-ID en de UCC-fabrikantcode worden samengevoegd in een SSCC-18-indeling en vervolgens naar de printer gestuurd.
  • De streepjescode onderaan geeft de Code128 weer. Als u een andere weergave, zoals UCC128, nodig hebt, kunt u de symboolvlag in de veldeigenschappen van de streepjescode wijzigen.
  • De verpakkings-ID moet een gewone doos-, pallet- of container-ID zijn.
  • De velden op een label kunnen opnieuw worden gesorteerd, verwijderd worden en actief blijven.

Als er geen applicatiewijzigingen worden doorgevoerd wanneer een nieuw veld wordt toegevoegd, dan blijft het leeg. Als de veldnaam van een label wijzigt, geldt hier hetzelfde. Dit geldt echter niet voor de tag van het veld. In dit geval moeten de applicatiewijzigingen worden doorgevoerd om de juiste gegevens te kunnen versturen.