Een verzendorder maken

Selecteer Uitslag > Verzendorder. Het scherm Verzendorder wordt weergegeven.

Klik op Nieuw. De schermen Verzendorder en Verzendorderregel worden geopend in de formweergave.

NB

Als u het nummer wijzigt in een niet-sequentieel nummer dat nog niet door de applicatie wordt gebruikt, kunnen er later duplicatiefouten optreden, waardoor de applicatie wordt afgesloten.

Ga op een van de volgende manieren te werk:

Geef in het veld Eigenaar een eigenaar op.
Klik op het pictogram Zoeken naast het veld Eigenaar en selecteer een eigenaar.
In de velden Ordertype en Soort orderverwerking worden door de applicatie de waarden voor een standaardverzendorder ingevuld. U kunt deze velden desgewenst wijzigen door een andere waarde in de lijst te selecteren.

NB

Het veld Status wordt door de applicatie ingevuld en bijgewerkt. U kunt dit veld niet bewerken.
Het veld Batchordernummer kan niet worden bewerkt. NB: een order met ordertype 100 (batch-order) of de status In batch kan niet worden bewerkt en moet worden uitgesloten van alle verdere verwerking (allocatie, vrijgave, verzending enz.).

Selecteer het Soort orderverwerking.

Vul eventueel de overige (optionele) headervelden van de verzendorder in. Deze velden zijn niet verplicht om de record op te slaan. In bepaalde situaties moet u hierin echter een waarde opgeven.

Geef in de Regellijst de code van het artikel, de eigenaar en een extern regelnummer voor de eerste regel op. Als u de artikelcode niet weet, klikt u op het pictogram Opzoeken en selecteert u de code.

Ga op een van de volgende manieren te werk om de VPE aan te passen:

Geef de nieuwe VPE op in het veld VPE.
Klik op het pictogram Opzoeken naast het veld VPE en selecteer de VPE.

Als u een andere eenheid wilt gebruiken, selecteert u deze uit de lijst van het veld Eenheid.

Geef op basis van de geselecteerde eenheid de bestelde hoeveelheid van het artikel op in het veld Openst. hoev.

NB

Als u de beschikbare hoeveelheden voor het artikel wilt zien, selecteert u Saldi weergeven > Partij/Locatie/LPN.

De volgende velden worden door de applicatie ingevuld op basis van het artikel dat is besteld. U kunt deze velden desgewenst wijzigen:

Verzendgroep 1-3: Als dit veld op Ja is ingesteld, wordt voorkomen dat producten worden verzonden die niet voldoen aan de validatieparameters die voor het magazijn zijn geconfigureerd.
Houdbaarheid: Hiermee wordt de houdbaarheidsperiode voor het artikel aangegeven. Hiermee wordt het aantal dagen ingesteld dat voor het artikel nog moet resteren tot de vervaldatum wanneer het wordt gealloceerd of verzonden.
Rotatie: De aan het product toegewezen roulatie die bepaalt of het artikel wordt gealloceerd op basis van FIFO (First in-First out) of LIFO (Last in-First Out).
Vervangingsartikel toestaan: Deze optie geeft aan of een vervangend artikel mag worden gebruikt als het oorspronkelijke artikel niet op voorraad is.
Partijkenmerk01-Partijkenmerk12: De partijvereisten die voor de order van toepassing zijn als het veld Externe partij is ingevuld. Voor deze velden is een API vereist om te controleren hoe ze worden ingevuld; ze kunnen niet worden gewijzigd.

Selecteer, indien van toepassing, een geschikte redencode in de lijst van het veld Redencode.

NB

Onder de volgende omstandigheden moet u een Redencode invoeren:

De openstaande hoeveelheid is verminderd tot minder dan de oorspronkelijke hoeveelheid.
De vlag Redencode vereist voor kleinere verzendhoeveelheid staat op Ja voor de eigenaar of de verzenden-aan klant.

Beschikbare redencodes voor kleinere verzendhoeveelheden worden aangemaakt en bewerkt op het scherm Codes in de codelijst SHORTRSNS (ga naar: Configuratie > Codes > Systeem).

Voer op het tabblad Pickinstructies het volgende in:

Voer op het veld Pickinstructies speciale pickinstructies in die op de orderregel betrekking hebben.
Voer op de Gebruikersspecifieke velden 1-5 speciale gebruikersspecifieke gegevens in.
Voer op het veld Notities speciale notities in die op de order betrekking hebben.

Voer desgewenst op het veld Verpakking opvullen voor elke detailregel (op het tabblad VO-regel 1) een unieke code in voor artikelen waarvoor één verpakking moet worden gebruikt.

Als een verzendorder bijvoorbeeld uit vijf detailregels bestaat en aan twee detailregels verpakkingscode P1 is toegekend, wordt voor deze producten dezelfde verpakking gebruikt. Als aan de andere drie detailregels een andere verpakkingscode is toegekend, bijvoorbeeld P2, wordt voor deze producten een andere verpakking gebruikt. Laat het veld leeg als er geen speciale verpakkingsvereisten zijn.

Als u de functie Verpakking opvullen gebruikt, geeft u een hoeveelheid op in het veld Opvulhoeveelheid verpakking op het tabblad VO-regel 1.

Er wordt één verpakking gebruikt voor het aantal artikelen dat u hier opgeeft of een veelvoud van dat aantal, tot alleen een resthoeveelheid over is. Als voor een detailregel van een verzendorder een aantal van 12 stuks is opgegeven en in dit veld een aantal van 5, wordt voor 5 of 10 stuks één verpakking gebruikt, afhankelijk van de beschikbare ruimte. Voor de resthoeveelheid van twee wordt een afzonderlijke verpakking gebruikt.

Klik op Opslaan.

Klik op Nieuw om verder te gaan met het invoeren van extra detailregels.

Verzendorders die via de API zijn geïmporteerd van een hostsysteem, worden onmiddellijk vrijgegeven voor verwerking door TM. Orders die zijn aangemaakt in WM, moeten echter handmatig worden vrijgegeven voor TM. Wanneer alle detailregels zijn opgegeven en u klaar bent om de order vrij te geven, klikt u op Acties > Naar TM verzenden.

Als Laadbeheer is gebruikt voor de order, wordt een verzendbericht naar de TM-module gestuurd. Het veld Status op het tabblad Laden in de TM-module wordt gewijzigd van Hangend in Nieuw. Dit geeft aan dat de verzendorder gereed is voor verwerking.
Als Laadbeheer niet is gebruikt voor de order, wordt een verzendbericht naar de TM-module gestuurd dat de verzendorder is voltooid en gereed is voor verwerking.