Inslag- en uitslagorders importeren

Naast configuratiegegevens kunt u ook inkooporders, ASN's en verzendorders importeren. U kunt de functie Importeren uit Excel gebruiken om nieuwe records aan te maken en bestaande records te bewerken.

Ga als volgt te werk als u inkooporders, ASN's/ontvangsten of verzendorders wilt aanmaken met de importfunctie:

  1. Navigeer naar het desbetreffende scherm (Inkooporders, ASN/Ontvangst of Verzendorder) in de WM-module.
  2. Klik op Zoeken om ten minste één bestaande record weer te geven. U kunt deze gegevens gebruiken om de Excel-sjabloon te vullen.
  3. Klik op Exporteren en selecteer de optie om het bestand op te slaan.
  4. Open het bestand om de informatie te bekijken die u uit de Infor WMS-applicatie hebt geëxporteerd. Het sjabloonbestand heeft drie tabbladen.
    • Gegevens - bevat alle kopgegevens
    • Details - bevat alle detailregelgegevens
    • Validaties - bevat de datumconversie
    NB

    Infor WMS adviseert om een record met bestaande informatie te gebruiken als uitgangspunt voor het aanmaken van nieuwe records. U kunt indien nodig de essentiële gegevens bewerken om nieuwe gegevens aan te maken.

  5. Wanneer u nieuwe records aanmaakt voor Inkooporders, ASN/ontvangsten of Verzendorders kunt u het systeem de sleutelwaarde aan de record laten toewijzen of zelf uw eigen sleutelwaarde toewijzen.
    • Als u het systeem de sleutelwaarde wilt laten toewijzen, geeft u voor elke record in het tabblad Gegevens een willekeurige numerieke waarde op in de kolom Generieke sleutel. Elke record in dit tabblad moet een andere Generieke-sleutelwaarde hebben. Wijs voor alle detailrecords die deel van die koprecord uitmaken op het tabblad Details dezelfde waarde voor Generieke sleutel toe als die u hebt ingevuld op het tabblad Gegevens.
    • Als u de te gebruiken sleutelwaarde zelf wilt toewijzen, laat u de waarde voor Generieke sleutel leeg, zowel op het tabblad Gegevens als op het tabblad Details. In plaats daarvan geeft u de gewenste sleutelwaarde in het documentnummer op (bijvoorbeeld het ontvangstnummer als u ASN-/ontvangstrecords aanmaakt). De sleutelwaarde kan elke alfanumerieke waarde zijn van maximaal tien tekens. Wijs voor alle detailrecords die deel van die koprecord uitmaken op het tabblad Details dezelfde waarde voor Generieke sleutel toe als die u hebt ingevuld op het tabblad Gegevens. Elke koprecord die u aanmaakt moet ten minste één detailrecord hebben.
  6. Bewaar de Excel-sjabloon.
  7. Voer de stappen van Een Excel-spreadsheet importeren met de functie Importeren van een scherm of De Excel-spreadsheet importeren via de functie voor basisgegevens uit om de records te importeren.