Een ondersteunde inventarisatie uitvoeren op basis van artikel en locatie

  1. Selecteer in het menu Inventarisatie de optie Art. en loc.. Het scherm Art. en loc. (CCSL1) wordt weergegeven.
    NB

    Als de module Labor binnen de SCE-applicatie is ingeschakeld en u het werk niet hebt gestart, wordt een bericht weergegeven dat u het werk moet starten om door te kunnen gaan. Zie de Infor WMS Gebruikershandleiding Productiviteit en werk voor informatie over het starten en stoppen van werk.

  2. Scan de volgende informatie of vul deze in:
    Loc
    De locatie die wordt geteld.
    Artikel
    Artikelcode.
    Hoev.
    De getelde hoeveelheid.
    Eenheid
    Standaard EA (stuks). U kunt de eenheid wijzigen als de ingevoerde hoeveelheid een andere eenheid heeft. Het is bijvoorbeeld mogelijk om de telling vast te leggen in dozen in plaats van stuks.
    VPE
    Standaard STD. U kunt de standaardwaarde voor het vastleggen van de getelde hoeveelheid en de eenheid wijzigen door gebruik te maken van een andere VPE-code.
  3. Druk op F4 om te bevestigen dat een locatie leeg is.
  4. Druk op F3 om nieuwe voorraad te genereren die nog niet in het systeem is vastgelegd.
    Voer de locatie en de LPN in van de voorraad die u wilt vastleggen, wanneer u daarom wordt gevraagd. Het systeem controleert vervolgens of de ingevoerde LPN al bestaat op een andere magazijnlocatie.
    Als de LPN al bestaat, maar slechts op één locatie, controleert het systeem of de voorraad de status Gealloceerd of BLOKKEREN heeft, of geen van beide.
    • Gealloceerd

      Als de locatie gealloceerd is, wordt de volgende melding weergegeven:

      Voorraad is al aanwezig op locatie XXX. Deze voorraad is gealloceerd en kan daarom niet worden toegevoegd of verplaatst.
      • Vervolgens wordt er een inventarisatierecord aangemaakt en weergegeven in het scherm Beheer inventarisaties voor de getelde voorraad.
      • De kop inventarisatie en de regel inventarisatie bevatten de tekst (4) Onjuiste locatie.
      • Het veld Opmerkingen regel inventarisatie geeft de volgende melding weer:
        Voorraad is al aanwezig op locatie XXX. Deze voorraad is gealloceerd en kan daarom niet worden toegevoegd of verplaatst.
    • BLOKKEREN
      Als de locatie GEBLOKKEERD is, wordt de volgende melding weergegeven:
      Voorraad is al aanwezig op locatie XXX. Locatie XXX is GEBLOKKEERD; er kan daarom geen voorraad worden toegevoegd of verplaatst.
      • De kop inventarisatie en de regel inventarisatie bevatten de tekst (4) Onjuiste locatie.
      • Op het veld Opmerkingen regel inventarisatie wordt de volgende melding weergegeven:
        Voorraad is al aanwezig op locatie XXX. Locatie XXX is GEBLOKKEERD; er kan daarom geen voorraad worden toegevoegd of verplaatst.
    • Niet gealloceerd en niet GEBLOKKEERD
      Als de voorraad niet geblokkeerd of gealloceerd is, wordt de volgende melding weergegeven:
       Voorraad is al aanwezig op locatie XXX. Voorraad wordt verplaatst naar de juiste locatie.
    Als het LPN al op meerdere locaties aanwezig is, wordt de volgende melding weergegeven: Deze LPN bevindt zich op meerdere locaties. Neem contact op met uw supervisor.
    As de LPN niet aanwezig is:
    • Er wordt een ontvangstscherm weergegeven waarin u nieuwe voorraad kunt invoeren.
    • Het scherm Ontvangstvalidatie voor RF-ontvangst - Artikel niet op ASN wordt overgeslagen.
    • Het systeem controleert de partijkenmerkvalidatie die aan het artikel is toegekend. De toepasselijke velden voor het vastleggen van de voorraad worden weergegeven, zoals gewichten/gegevens en serienummers.
  5. Druk op Enter om de telling door te voeren in de applicatie.
    • Het resultaat van de telling wordt door de applicatie bepaald op basis van telgroepafwijkingen die aan het artikel zijn toegewezen. Als er geen telgroep is toegewezen, zijn er geen bijbehorende afwijkingen van kracht. Daarnaast wordt door de applicatie bepaald of het artikel dat u telt een andere afwijkingsaanpassingsregel dan Standaard heeft.
    • Het resultaat van de telling wordt door de applicatie bepaald op basis van de telgroepafwijkingen die aan het artikel zijn toegewezen en op basis van de telgroep-validatieregel die voor het artikel is gedefinieerd.

      Op basis van de instellingen kan het volgende bericht worden weergegeven: Als de afwijkingsregel voor de inventarisatie van het artikel is ingesteld op STD – Tellen per regel

    • De telling komt overeen met de systeemvoorraad. De medewerker ontvangt het bericht en de telling wordt vastgelegd. Er hoeven verder geen waarden meer te worden ingevoerd.
    • De telling komt niet overeen met de systeemvoorraad en overschrijdt het margeniveau van de telgroep van het artikel. De medewerker ontvangt het bericht en de telling wordt vastgelegd.
      • De medewerker kan opnieuw gaan tellen.
      • Als er nog steeds een afwijking bestaat, wordt de medewerker gevraagd alle LPN-gegevens in de telling op te nemen (zie nummer 5 van de onderstaande lijst)
      • Het verschil wordt vastgelegd en moet worden onderhouden op het werkstation.
    • De telling komt niet overeen met de systeemvoorraad maar valt wel binnen het margeniveau van de telgroep van het artikel. De medewerker ontvangt het bericht. De medewerker kan opnieuw gaan tellen.
      • De medewerker kan opnieuw gaan tellen.
      • Als er nog steeds een verschil bestaat, wordt aangegeven dat de medewerker alle LPN-gegevens in de telling moet opnemen (zie nummer 5 van de onderstaande lijst).
      • Als de telling binnen een gedefinieerd margeniveau valt, wordt een voorraadaanpassing uitgevoerd.
    Als de afwijkingsregel voor de inventarisatie van het artikel is ingesteld op een andere waarde dan STD en automatische aanpassingsregels toestaat, geldt het volgende:
    • De telling komt overeen met de systeemvoorraad. De medewerker ontvangt het bericht en de telling wordt vastgelegd. Er hoeven verder geen waarden meer te worden ingevoerd.
    • De telling komt niet overeen met de systeemvoorraad en overschrijdt het margeniveau van de telgroep van het artikel. De medewerker ontvangt het bericht en de telling wordt vastgelegd.
      • De medewerker kan opnieuw gaan tellen op basis van artikel en locatie (zie nummer 4 van de onderstaande lijst).
      • Het verschil wordt vastgelegd en moet worden onderhouden op het werkstation.
    • De telling komt niet overeen met de systeemvoorraad maar valt wel binnen het margeniveau van de telgroep van het artikel. De medewerker ontvangt het bericht.
      • De medewerker kan opnieuw gaan tellen. (Zie #4 in de onderstaande lijst.)
      • Als er nog steeds een verschil bestaat, wordt een aanpassing uitgevoerd op basis van de afwijkingsregel voor inventarisaties die aan het artikel is toegewezen.
    Wanneer het bericht over de afwijking in de inventarisaties wordt weergegeven, moet de medewerker vervolgens gaan tellen op basis van de regelrecords in plaats van per artikel en locatie.

    Dit is een voorbeeld van tellen per regel:

  6. Druk op Esc om het scherm te sluiten. Het scherm Art. en loc. (CCSL2) wordt weergegeven. In dit scherm kunt u de telling opnieuw invoeren of de huidige telling voltooien.

    Als de module SCE Labor is ingeschakeld, wordt de standaardtijd voor de taak weergegeven in het scherm.

  7. Voer een van de volgende acties uit:
    • Werk het veld Hoev. bij als u een andere telling wilt opgeven en druk op Enter om te herhalen.
    • Druk op Esc als u de huidige telling wilt voltooien. De aanpassingen die in het systeem worden aangebracht, zijn afhankelijk van de marge-instellingen en de getelde hoeveelheidafwijkingen.

    Als de module SCE Labor is ingeschakeld, worden de prestatiegegevens van de taak weergegeven.