Systeeminstellingen
In deze sectie worden de verschillende systeeminstellingen beschreven die in WM beschikbaar zijn.
Deze systeeminstellingen worden ingesteld in het bovenste gedeelte van de pagina Systeeminstellingen. Als deze instellingen kunnen in- of uitgeschakeld worden. Voor sommige instellingen kunt u tevens een standaardwaarde opgeven.
Code: | Omschrijving |
---|---|
AllowAlternateItemAssignment | Medewerker RF moet tijdens de ontvangst een alternatief artikelnummer kunnen toewijzen als het alternatieve artikelnummer onbekend is binnen het systeem. |
AllowCatchWeightData | Hiermee schakelt u de functie in voor het registreren van gewichten/gegevens Als deze vlag is geselecteerd, is de functie voor het registreren van gewichten/gegevens in het magazijn geactiveerd. Met de functie voor het registreren van gewichten kunnen operators bij de ontvangst of verzending gewichten en andere door de gebruiker te definiëren gegevens registreren. In de artikelrecord kunt u de vereisten voor het registreren van gewichten/gegevens instellen. Deze vlag moet geselecteerd zijn als u de mogelijkheden voor het traceren van serienummers van verzending tot ontvangst wilt gebruiken. |
ALLOWDECIMALVALUESINQTY | Als deze vlag is geselecteerd, kunnen decimale getallen in velden voor hoeveelheden worden ingevoerd. Als deze vlag niet is geselecteerd, kunnen alleen gehele getallen in velden voor hoeveelheden worden ingevoerd. |
ALLOWIDQTYUPDATE | Als deze vlag is geselecteerd, kunnen velden voor hoeveelheden worden bijgewerkt in de ID-tabel. Om prestatieproblemen te voorkomen, wordt u geadviseerd deze vlag niet in te schakelen. |
ALLOWLOCWGHTSHARE | Hiermee wordt het delen van gewichtsafmetingen toegestaan voor locaties. Door het delen van afmetingen kan een locatie gewichtscapaciteit lenen van een nabijgelegen locatie, indien nodig. Als de vlag is uitgeschakeld, kan de bijbehorende deellogica niet worden uitgevoerd. |
ALLOWLOCWIDTHSHARE | Afmeting breedte locatie delen toestaan. Door het delen van afmetingen kan een locatie breedtecapaciteit lenen van een nabijgelegen locatie, indien nodig. Als de vlag is uitgeschakeld, kan de bijbehorende deellogica niet worden uitgevoerd. |
ALLOWMULTIORDERLPNATPACK | Meerdere orders aan hetzelfde LPN toewijzen toestaan tijdens verpakken via RF. Als deze optie uitgeschakeld is, wordt de RF-gebruiker gewaarschuwd wanneer geprobeerd wordt meerdere orders te consolideren naar één LPN tijdens het verpakken. |
ALLOWMULTIORDERLPNATPICK | Meerdere orders aan hetzelfde LPN toewijzen toestaan tijdens dynamisch picken. Als deze optie uitgeschakeld is, wordt de RF-gebruiker gewaarschuwd wanneer geprobeerd wordt verschillende orders op één LPN te plaatsen tijdens het dynamisch picken. |
ALLOWOVERALLOCATIONS | Hiermee wordt overallocatie toegestaan in locaties voor het picken van stuks/dozen.
Als deze vlag is geselecteerd, kan het systeem een hoeveelheid alloceren die groter is dan de hoeveelheid die beschikbaar is in locaties voor het picken van stuks of dozen. De gealloceerde hoeveelheid kan echter niet groter zijn dan de totale beschikbare hoeveelheid in het magazijn. Als een overallocatie optreedt, gebruikt het systeem aanvultaken om de benodigde hoeveelheden te verplaatsen naar de picklocaties. Bijvoorbeeld: op een locatie zijn maar 50 eenheden van een artikel opgeslagen. Als deze instelling is geselecteerd, kan het systeem 200 eenheden alloceren vanuit die locatie. Om te voldoen aan de vraag gaat het systeem verder met het aanvullen van de voorraad op de locatie wanneer ruimte beschikbaar is. |
ALLOWPICKINGSUSPENDEDORDERS | Nadat de verzendorder is opgeschort, worden alle volgende activiteiten stopgezet. Met deze vlag is het mogelijk de pickactiviteiten voor opgeschorte orders voort te zetten. |
ALLOWRFAUTOHOLDRELEASE | Wanneer deze optie is geselecteerd, kan een RF-gebruiker een blokkering die is ingepland voor automatische vrijgave, opheffen voordat de geplande vrijgavedatum is bereikt. Er wordt een waarschuwing voor de operator weergegeven voordat de blokkering wordt verwijderd. Als deze optie uitgeschakeld is, is vrijgave via RF niet toegestaan. |
ALLOWRFLOADOVERRIDE | Overschrijven ID toegestaan tijdens RF-laden.
Als deze vlag is geselecteerd (de standaardinstelling), kunnen operators de voorgestelde lading-ID overschrijven tijdens laden met RF. Ze kunnen dan een andere taak picken op dezelfde route. Als deze vlag niet is geselecteerd, kunnen operators alleen de laadtaak uitvoeren die door het systeem wordt aangegeven. |
ALLOWRFMOVEMULTILOTLPN | Als deze optie is geselecteerd, kan een RF-operator LPN's aanmaken met meerdere partijen of artikelen. Als deze optie uitgeschakeld is, wordt een bericht weergegeven om te voorkomen dat operators per ongeluk gemengde LPN's aanmaken. |
APPLYORDERDISPOSITIONRULE | Indien geselecteerd, worden de regels voor de verwerking van verzendingsorders geëvalueerd. |
ASSIGNMENTRETAIN | Aantal minuten toewijzingsrecords vasthouden vóór wissen
Deze instelling geeft aan hoeveel minuten een picktaak blijft toegewezen aan een operator, voordat de taak opnieuw wordt toegewezen. Hiermee wordt gegarandeerd dat pickopdrachten op tijd worden voltooid. |
AUTOCLOSEQCCONTAINER | Regelt het automatisch sluiten van containers tijdens het QC-proces. Indien UIT, kunt u meer stukken scannen dan oorspronkelijk gepickt. De standaardwaarde is ON. |
AUTODELETEDROPID | Drop-ID's automatisch verwijderen nadat alle inhoud de status Verzonden heeft gekregen.
Het systeem maakt drop-ID's aan als uitslagcontainers tijdens het picken of verpakken. Als deze instelling is geactiveerd, worden deze drop-ID's verwijderd na verzending. Op die manier kunnen dezelfde LPN's opnieuw worden gebruikt voor andere zendingen. Standaard verwijdert het systeem de ID's niet automatisch. In plaats daarvan blijft de drop-ID bewaard totdat de gegevens worden gearchiveerd. |
AUTODELETEPREALLOCATION | Reeds bestaande allocaties automatisch verwijderen en preallocatierun opnieuw uitvoeren vóór allocatie.
Deze instelling bepaalt of preallocatierecords moeten worden verwijderd wanneer de allocatie een volgende keer wordt uitgevoerd. Als deze vlag ingeschakeld is, voert het systeem de preallocatie opnieuw uit voorafgaand aan de allocatie. Als deze instelling is uitgeschakeld, worden de bestaande preallocatierecords gebruikt als onderdeel van de nieuwe allocatie. |
AUTOLOSEIDWITHOVERALLOCATION | Lastdrager automatisch uit geselecteerde locatie verwijderen indien Overallocatie en deze vlag beide ingeschakeld zijn.
Als deze instelling is geselecteerd, blijven LPN's niet behouden voor de voorraad wanneer deze wordt verplaatst naar een locatie voor het picken van dozen of stuks. Als deze instelling is geselecteerd, worden LPN's verwijderd voor deze locatietypen, zelfs als de vlag Geen ID uitgeschakeld is in de locatieconfiguratie. Selecteer deze vlag niet als u dynamische picks wilt uitvoeren, of bij artikelen van het type COOL of Bio-terrorisme. In die beide gevallen moeten de afzonderlijke LPN's worden bijgehouden. |
AUTOMATICALLYCONSOLIDATEORDERS | Als deze instelling is geselecteerd, wijst het systeem automatisch snelpicklocaties toe wanneer een wave wordt aangemaakt voor alle artikelen die aan de criteria voldoen. Deze artikelinstellingen zijn: consolidatie ingeschakeld, totale artikelhoeveelheid besteld in de wave groter dan de minimumhoeveelheid die is gedefinieerd voor het artikel en de vlag voor automatische consolidatie ingeschakeld. |
AUTORELEASETASKSATLOGOFF | Toegekende taken bij afmelden automatisch vrijgeven
Deze instelling wordt gebruikt om taken van een specifieke operator vrij te geven. Als deze vlag is geselecteerd, geeft het systeem geplande toewijzingen waaraan de operator is begonnen maar die nog niet zijn voltooid, vrij wanneer hij of zij zich afmeldt aan het einde van de dag. De taken kunnen dan worden toegewezen aan een andere operator. Als deze vlag niet is geselecteerd, kunnen operators zich niet afmelden totdat zij alle open taken hebben voltooid of een supervisor de resterende taken handmatig opnieuw heeft toegewezen. |
BAANINSTALLED | Dit wordt gebruikt als het ERP LN-product communiceert met WM. |
BLOCALMSG | Als deze instelling is geselecteerd, wordt programma-uitvoer in logbestanden opgeslagen voor debugging. |
BIRTREPORTSINSTALLED | Geeft aan of BIRT-rapporten worden gebruikt voor de activiteit. |
CALCPICKLBRSTDSWAVE | Toewijzing/geschatte standaarden voor palletpicks automatisch vooraf berekenen wanneer wave wordt vrijgegeven |
CHECKPARESTRICTIONFORPNDLOC | Als deze vlag ingeschakeld is, houdt het systeem in de gaten of de pick-en-drop-locatie die wordt gebruikt als onderdeel van een verplatsing in 2 stappen, de capaciteit heeft voor het product dat wordt verplaatst. Hierbij worden de beperkingen op basis van de stapellimiet en grondoppervlakte gebruikt om te bepalen hoeveel LPN's zijn toegestaan op de pick-en-drop-locatie. |
CHECKSERIALDISCREPANCY | Als deze instelling is geselecteerd, controleert het systeem of het huidige LPN het juiste aantal serienummers bevat voordat een verplaatsing of pick wordt toegestaan. Als het aantal niet juist is, wordt een bericht weergegeven voor de RF-operator en wordt de mutatie niet toegestaan. |
CPMBYPASSPND | Pick- en neerzetlocatie overslaan bij verplaatsen tijdens picken van één pallet met hoogwerker. Als dit geselecteerd is, kunt u de pick- en neerzetlocatie omzeilen zonder een functietoets te gebruiken. |
COMMINGLESPEEDLINELOC | Consolidatie van meerdere artikelen in een snelpicklocatie toestaan wanneer de functionaliteit Geconsolideerd picken wordt gebruikt. |
CREATEMOVEFROMQC | Verplaatsingstaak aanmaken van KC/Uitslag naar Picken-naar locatie.
Deze instelling is van toepassing op uitslagorders. Als deze instelling ingeschakeld is, maakt het systeem een verplaatstaak aan om voorraad van het KC-station naar een verpakkingslocatie te sturen om aan de ordervraag te voldoen. Als deze vlag niet is geselecteerd, moet de verplaatsing buiten Taakbeheer worden beheerd. |
DEFAULTCARTONLABELZONEPRINT | Lijst standaard containerlabels om op zoneprinter af te drukken. |
DELAYSNUMCAPTURE | Als deze instelling is geselecteerd, kan een RF-operator een ontvangstmutatie voor seriedragenden producten afsluiten zonder alle verwachte serienummers vast te leggen. Als deze instelling uitgeschakeld is, kan de gebruiker de toets Escape niet gebruiken en moeten alle serienummers worden vastgelegd. |
DEMANDREPLENISHMENT | Indien ingeschakeld, staat deze instelling een gebruiker toe om vraagaanvullingstaken aan te maken. |
DisAllowDuplicateIdsOnRFRcpt | Dubbele lastdrager-ID's blokkeren bij ontvangst.
Als deze instelling ingeschakeld is, wordt voorkomen dat een LPN meerdere keren wordt gescand bij een ontvangst. |
ENABLEEVENTSCANNER | Als deze instelling is geselecteerd, worden verzendlogitems in een wachtrij geplaatst. |
TAKEN VOOR DYNAMISCHE PICKS INSCHAKELEN | Hiermee worden taakdetailrecords voor 'dynamische picks' aangemaakt. Voor deze taken wordt een locatie voorgesteld. |
EQUIPMENTCHECKING | Deze instelling kan worden gebruikt om de gebruiker te vragen of opgegeven controles van transportmiddelen moeten worden uitgevoerd wanneer taken worden uitgevoerd met een RF-apparaat. Uitgeschakeld = er worden geen controles van transportmiddelen uitgevoerd. |
ERPINTERACE | Dit wordt gebruikt als een LN- of LX ERP-systeem communiceert met WM. |
EXPORTHIGHESTRANKINGHOLDONLY | Als deze instelling is geselecteerd, worden mutaties voor items die op het hoogste niveau zijn geblokkeerd, geëxporteerd en naar het hostsysteem verzonden. Als deze instelling niet is geselecteerd, worden alle mutaties voor geblokkeerde items geëxporteerd en naar het hostsysteem verzonden. |
GENMESSAGEATEVENT | Telkens wanneer een event (zoals het aanmaken van een order, enzovoort) wordt geactiveerd, wordt een XML-bericht gegenereerd en bijgewerkt in het verzendlog. |
GLOBAL_AUDITING | Recordcontrole in-/uitschakelen
Met deze functie kunt u elke wijziging bijhouden die wordt aangebracht in records met ASN's, verzendorders, inkooporders, gebruikers van Taakbeheer en artikelen. Deze functie verschilt van de functies voor de logstatus die hieronder worden beschreven, omdat alle wijzigingen in records worden bijgehouden en niet alleen statuswijzigingen. Dit kan handig zijn voor auditdoeleinden (bijvoorbeeld in het kader van de naleving van wetgeving). Deze instelling moet worden geactiveerd om de auditfunctionaliteit te kunnen gebruiken. U kunt de functionaliteit in- of uitschakelen voor specifieke typen gegevens via het scherm Audit. |
HOLDPKTASKS | Als deze optie is geselecteerd, worden alle pick-taken tegengehouden totdat de hele opdracht is gemaakt. Deze functie zal de mogelijkheid om een toegewezen wave te kiezen niet elimineren. |
INFORWMS_BILLING | Geeft aan dat de Infor WMS Facturering externe logistiek wordt gebruikt. |
INTERIMPNDASPA | Als deze instelling is geselecteerd, hebben tussentijdse pick- en neerzettaken het type Wegzetten. Als deze instelling uitgeschakeld is, worden deze taken aangemaakt met als type Verplaatsing.. |
INVENTORYLOTTABLECONTROL | Indien geselecteerd, zorgt dit ervoor dat een RF- of UI-verplaatsingsproces een bijwerking van het partijkenmerk initieert wanneer de statussen van de partijkenmerken worden gehandhaafd. |
LABORENGINEINSTALLED | Geeft aan dat Infor WMS Labor Management is geïnstalleerd en communiceert met WM. |
LOGASNDETAILSTATUS | Traceren statushistorie toestaan op ASN-regelniveau
Als deze vlag is geselecteerd, legt het systeem elke statuswijziging vast in een ASN-detailrecord. Operators kunnen de statushistorie opvragen via de keuzelijst Historie op de ASN-werkbalk. |
LOGASNHEADERSTATUS | Traceren statushistorie toestaan op ASN-kopniveau
Als deze vlag is geselecteerd, legt het systeem elke statuswijziging vast in een ASN-koprecord. Operators kunnen de statushistorie opvragen via de keuzelijst Historie op de ASN-werkbalk. |
LOGORDERDETAILSTATUS |
Tracking statushistorie toestaan op orderregelniveau Als deze vlag is geselecteerd, legt het systeem elke statuswijziging vast in een detailrecord van een verzendorder. Operators kunnen de statushistorie opvragen via de keuzelijst Historie op de werkbalk voor verzendorders. |
LOGORDERHEADERSTATUS | Tracking statushistorie toestaan op orderheaderniveau
Als deze vlag is geselecteerd, legt het systeem elke statuswijziging vast in een koprecord van een verzendorder. Operators kunnen de statushistorie opvragen via de keuzelijst Historie op de werkbalk voor verzendorders. |
LOGPODETAILSTATUS | Tracking statushistorie toestaan op IO-regelniveau
Als deze vlag is geselecteerd, legt het systeem elke statuswijziging vast in een detailrecord van een inkooporder. Operators kunnen de statushistorie opvragen via de keuzelijst Historie op de werkbalk voor inkooporders. |
LOGPOHEADERSTATUS | Traceren van statushistorie toestaan op PO-kopniveau
Als deze vlag is geselecteerd, legt het systeem elke statuswijziging vast in een koprecord van een inkooporder. Operators kunnen de statushistorie opvragen via de keuzelijst Historie op de werkbalk voor inkooporders. |
LOTSWAPPINGLOGS | Logboeken partijen verwisselen inschakelen Wanneer deze optie is ingeschakeld, worden er logboeken aangemaakt wanneer een partij wordt verwisseld. |
MONITORPRODUCTIVITY | Productiviteitscontrole inschakelen
Met deze vlag wordt de functionaliteit van Productiviteit geactiveerd. Standaard is deze vlag uitgeschakeld. |
PHYSICALCOUNTFORZEROQTYLOCS | Taken voor fysieke inventarisaties aanmaken voor locaties met als hoeveelheid nul wanneer taakgestuurde fysieke inventarisaties worden gegenereerd. |
RECEIPTLINECOPYFLAG | Kopieervlag ontvangstregel
Als deze vlag is geselecteerd, kan kritieke informatie uit een ASN-record automatisch worden toegepast op de nieuwe RF-ontvangst. Hierbij inbegrepen zijn een inkoopordernummer of een KC-vereiste voor het artikel dat wordt ontvangen. De operator hoeft de informatie dan niet in te voeren als onderdeel van een scan van inkomend materiaal, als die informatie tenminste voorkomt in de ASN-record. |
REQUIRECYCLECOUNTREASON | Redencode vereist tijdens boeken van inventarisaties
Als deze vlag is geselecteerd, moeten operators een redencode invoeren wanneer zij bij een inventarisatie een afwijkende hoeveelheid vastleggen. |
RequireDepTimeonLoad | Vertrektijd verplicht invoeren bij aanmaken ladingrecords?
Als deze vlag is geselecteerd, moeten operators een vertrekdatum/-tijd instellen binnen Laadbeheer. Als operators proberen een laadschema op te slaan zonder deze informatie in te voeren, wordt een waarschuwing weergegeven. |
REQUIRELOTTABLESONWHTRANSFER | Vlag die bepaalt of de partijattributen tijdens een magazijnoverboeking moeten worden doorgegeven
Als deze instelling ingeschakeld is, worden partijgegevens van het verzendende magazijn bij een magazijnoverboeking opgenomen in de ASN-record in het ontvangende magazijn. |
RESERVEMINSHIPFAILURES | Deels gealloc. regels die niet voldoen aan min. verzend.perc. blokkeren middels preallocatie.
Het minimum verzendingspercentage op de verzendorderregel geeft het percentage van de totale bestelde hoeveelheid aan dat minimaal naar de klant kan worden verzonden als de volledige bestelde hoeveelheid niet beschikbaar is. Als de gealloceerde hoeveelheid kleiner is dan het minimale verzendingspercentage en deze systeeminstelling is ingeschakeld, houdt het systeem de voorraad in een geprealloceerde status om de artikelen voor de klant te reserveren totdat de rest van de gevraagde hoeveelheid beschikbaar is voor allocatie. Als deze instelling niet is ingeschakeld en de gealloceerde hoeveelheid kleiner is dan het minimum verzendingspercentage, maakt het systeem de allocatie van de voorraad ongedaan en is die voorraad beschikbaar voor andere orders. |
RFFULLCSPICKBKGROUND | RF-doospicken (volle doos) verwerken als achtergrondproces?
Als deze instelling ingeschakeld is, voert het systeem RF-picks van dozen uit in de achtergrond. |
ROLLBACKONSERIALISSUE |
De verplaatsingsmutatie voor serienummers automatisch ongedaan maken als een probleem wordt gedetecteerd door de RF-operator. Deze instelling wordt geconttoleerd tijdens een verplaatsingsmutatie. Als de instelling ingeschakeld is, zet het systeem de voorraad terug op de oude status als de gebruiker op ESC drukt om de verplaatsingsmutatie te annuleren. Als de instelling uitgeschakeld is, ontstaat een afwijking in de voorraad die moet worden opgelost voordat de voorraad wordt gebruikt. |
RUNINVENTORYPURGE |
Interval in dagen om voorraden te verwijderen Deze instelling geeft aan met welke frequentie (in dagen) het systeem het proces voor het opschonen van voorraad moet uitvoeren. Deze instelling werkt in combinatie met de instellingen ZEROINVENTORYDAYS en INVENTORYPURGEINTERVAL. |
SPS_INSTALLED | Module Infor SPS is geïnstalleerd. |
STATUSLOADID | Laad-ID automatisch bijwerken naar status Geladen, nadat alle RF-laadtaken voltooid zijn.
Als deze vlag is geselecteerd (de standaardinstelling), wordt de status van een lading automatisch bijgewerkt naar "Geladen" wanneer operators de laatste taak voltooien die aan de lading-ID is gekoppeld. Als deze vlag niet is geselecteerd, vraagt het systeem operators om de status bij te werken nadat zij de laatste taak hebben voltooid. |
TRANSMITLOGFORZEROSHIPPED | Er worden verzendlogitems aangemaakt voor verzonden hoeveelheden van nul voor verzendorders |
TRANSSHIPTOCUSTOMERRELATEDROUT | Als deze instelling is geselecteerd, zorgt het systeem ervoor dat er een laan wordt toegewezen aan de klant voor de overslag-ASN. |
UPDATEINVENTORYONLOAD | Als deze instelling is geselecteerd (standaardinstelling), wordt de locatie in voorraadsaldi bijgewerkt tijdens het laden met RF. Deze insteling kan uitgeschakeld worden om de prestaties te verbeteren. |
USEWAREHOUSEPLANNER | Instelling die niet meer wordt gebruikt. |
VALIDATEPO | Valideren of de ontvangen inkooporder bestaat in het WM-systeem. |
WARNMOVEFROMHELDLOC | Als deze instelling is geselecteerd, krijgt de RF-operator een waarschuwing als wordt geprobeerd voorraad te verplaatsen uit een WARNMOVEFROMHELDLPN locatie. |
WARNMOVEFROMHELDLPN Als deze instelling is geselecteerd, krijgt de RF-operator een waarschuwing wanneer wordt geprobeerd een LPN te verplaaatsen die is geblokkeerd. Als deze instelling uitgeschakeld is, kan de RF-gebruiker de verplaatsing uitvoeren zonder dat een bericht verschijnt. | |
WARNMOVEFROMHELDLOC | Als deze instelling is geselecteerd, krijgt de RF-operator een waarschuwing als wordt geprobeerd voorraad te verplaatsen uit een geblokkeerde locatie. Als deze instelling uitgeschakeld is, kan de RF-gebruiker de verplaatsing uitvoeren zonder dat een bericht verschijnt. |
De volgende instellingen verschijnen in het onderste gedeelte van de pagina Systeeminstellingen. Dit zijn geen vlaggen die u in- of uitschakelt, maar instellingen waarvoor u een waarde opgeeft.
Code: | Omschrijving |
---|---|
ALLOWMOVEPARTPICKEDCASEID | |
ASSIGNMENTRETAIN | Aantal minuten toewijzingsrecords vasthouden vóór wissen
Deze instelling geeft aan hoeveel minuten een picktaak blijft toegewezen aan een operator, voordat de taak opnieuw wordt toegewezen. Hiermee wordt gegarandeerd dat pickopdrachten op tijd worden voltooid. |
COOLBIOCHECK | Instelling voor validatie COOL/Bio-terrorisme Deze vlag geeft de methode aan voor het valideren van informatie van de leverancier en vervoerder voor COOL- en/of Bio-terrorismeproducten tijdens de ontvangst.
|
DEFAULTRECEIVELOCATION | Standaard ontvangstlocatie
De naam van de standaardlocatie die in dit magazijn als ontvangstlocatie moet worden gebruikt. De standaardwaarde is KLAARZETLOCATIE. Deze waarde kan voor afzonderlijke gebruikers worden overschreven door de instelling in de gebruikersvoorkeuren te wijzigen. |
INVENTORYPURGEINTERVAL | Voorraden verwijderen
Geeft aan hoe vaak het opschoonprogramma wordt uitgevoerd om records zonder voorraad te verwijderen. Doorgaans gebeurt dit één keer per dag. |
KEEPTRANSMITLOGDAYS | KEEPTRANSMITLOGDAYS
Het systeem gebruikt het verzendlog voor het beheren van gegevens die tussen WM9 en andere applicaties worden overgedragen. Wanneer het externe systeem de gegevens ophaalt, wordt de status van de record in het verzendlog op Voltooid gezet. Deze instelling bepaalt hoe lang voltooide verzendrecords worden bewaard. Het is raadzaam om records minimaal twee tot vier dagen te bewaren, zodat u deze kunt controleren wanneer zich problemen voordoen. |
LABORRPTTIME | Het tijdstip waarop werkrapporten voor een dag moeten zijn ingevoerd. Elke mutatie na deze tijd wordt opgenomen in het rapport van de volgende dag. |
MAXEVENTMSGSIZE | MAXEVENTMSGSIZE
Deze instelling identificeert de maximale grootte van een bericht voor een event dat kan worden ingevoegd in het verzendlog. |
MAXPNDCALCDEPTH | Maximumdiepte van berekeningen voor picken en neerzetten.
Deze instelling geeft aan hoeveel pallets maximaal kunnen voorkomen op een locatie voor picken en neerzetten. U kunt deze instelling gebruiken om te voorkomen dat deze locaties overvol raken voordat wegzet- en aanvultaken worden voltooid. |
NUMOFLOCKEDDPTASKS | Maximum aantal taken voor dynamisch picken dat voor een gebruiker is gereserveerd. |
OPPORTUNISTICCROSSDOCK | Opportunistische verwerking inschakelen Met deze vlag schakelt u als volgt de functionaliteit voor crossdocking in:
|
PRINTADDRLBLORREPORT | Hiermee wordt het automatisch afdrukken van het containeradreslabel/rapport bij clusterpicken ingeschakeld
|
QUICKSHIPLOAD | Het verzendproces voor ladingen uitvoeren zonder gegevens te controleren op blokkeringen en overboekingen. |
SPLITSHIPMENT |
Bepaalt hoe het syseem orders moet verwerken die niet volledig gepickt en verzonden zijn wanneer de status van een lading wordt bijgewerkt naar Afgesloten. 0 = Order wordt niet gesplitst 1 = Order wordt automatisch gesplitst Dit houdt in dat een nieuwe verzendorder wordt aangemaakt voor het niet-verzonden gedeelte van de order. 2 = Er wordt een waarschuwing weergegeven en de gebruiker kan beslissen of de order moet worden gesplitst of niet. |
UIPackAutoCreateToIDIfBlank | Hiermee wordt automatisch een nieuwe naar-ID gegenereerd als de gebruiker het veld Naar ID leeg laat en het veld verlaat met de tabtoets of een muisklik. De naar-ID wordt gegenereerd met behulp van de PACKTOID-teller en de prefix- en lengte-instellingen uit de magazijnrecord. Voor de naar-ID wordt een drop-ID record aangemaakt en opgeslagen. |
UIPackAutoCreateToIDIfBlank | Hiermee wordt automatisch een nieuwe drop-ID record aangemaakt voor de naar-ID als de gebruiker een waarde scant of opgeeft op het veld Naar ID en het veld verlaat met de tabtoets of een muisklik. |
USEBATCHSTRATEGY | Gebruik de batch-allocatiestrategie voor orders in batch in plaats van strategie die aan het artikel is toegewezen. Als u de batch-allocatiestrategie voor orders in batch wilt gebruiken in plaats van de strategie die aan het artikel is toegewezen, voer dan BATCH in op het veld Waarde. BATCH is de default waarde. Wilt u in plaats hiervan de artikel-allocatiestrategie voor orders in batch gebruiken, voer dan 0 in op het veld Waarde. |
ZEROINVENTORYDAYS | Bewaartermijn LOTXLOCXID-records vóór verwijderen
Wanneer artikelen naar een locatie zijn verplaatst, bewaart het systeem een voorraadrecord voor die voorraad/locatie, zelfs als de voorraad wordt verplaatst naar een andere locatie. Deze instelling bepaalt hoe lang het systeem deze records bewaart. Daarna worden ze opgeschoond met een achtergrondproces. Dit achtergrondproces verwijdert records uit de tabellen lotxlocxid en skuxloc, als het saldo en andere kritieke hoeveelheden gelijk zijn aan nul. Het is raadzaam om records ongeveer drie dagen te bewaren, zodat u deze kunt controleren wanneer zich problemen voordoen. |