Barcodes configureren

Met behulp van de barcodetechnologie kunnen leveranciers labels aanmaken met één barcode die meerdere gegevens bevat. Met Infor WMS Magazijnbeheer kan de ontvanger tijdens de invoer van een RF-ontvangstrecord op elk gewenst moment UCC/EAN 128-barcodes scannen. Het systeem herkent de scan van deze barcode, splitst de gegevens op in de afzonderlijke gegevenselementen en vult de juiste RF-velden.

Als bij het scannen van een label de tekens [A1, [B1 of [C1 worden gevonden, hebt u met een UCC/EAN 128-barcode te maken. De tekenreeks voor de applicatie-ID wordt door de applicatie opgesplitst, waarna de waarden in de juiste velden worden ingevuld. In de barcode van een UCC/EAN 128-barcodelabel kunnen verschillende gegevenscombinaties (applicatie-ID's) zijn opgenomen.

Via Barcodeconfiguratie kunt u een sjabloon definiëren met gebruikte applicatie-ID's. Deze sjabloon wordt vervolgens aan de eigenaar toegewezen op het tabblad Eigenaarcontrole.

Zie de Infor WMS Gebruikershandleiding Ontvangst voor meer informatie over UCC/EAN 128-verwerking.

  1. Selecteer Configuratie > Barcodes > Barcodeformaat.
  2. Klik op Nieuw. Het scherm Barcode-configuratie wordt weergegeven. In het bovenste gedeelte van het scherm ziet u algemene kopvelden en in het onderste gedeelte detailvelden voor de gegevensidentificatie en groepering.
  3. Geef de kopgegevens op:
    Naam barcodeformaat
    De naam waarmee de barcode wordt geïdentificeerd Verplicht veld. De standaardwaarde is een door het systeem gegenereerd nummer.
    Omschrijving
    Omschrijving van de barcode. Verplicht veld.
    Type barcode
    Geef op of de barcode een 1D of 2D barcode is. Verplicht veld.
    Barcode-ID: J/N
    Veld waarmee kan worden aangegeven of een barcode een ID als prefix heeft of niet.
    Barcode-ID
    De prefix met de ID van de barcode waarmee wordt aangegeven welke symbolen worden gebruikt voor de barcode. Optioneel veld.
    Prefix inkorten
    Veld waarmee kan worden aangegeven of de prefix van de barcode aan het begin moet worden ingekort. Optioneel veld.
    Aantal te verwijderen tekens
    Geef het aantal tekens op dat aan het begin van de tekenreeks moet worden verwijderd. Optioneel veld.
    Notities
    Tekstvak waarin diverse notities over de barcode kunnen worden ingevoerd. Optioneel veld.
  4. Geef de detailgegevens van de gegevensidentificatie op.
    Naam barcodeformaat
    Automatisch gegenereerd volgnummer voor een gegevenselement (gegevensveld) van de barcode. Het systeem begint met de numerieke waarde 10 en elk nieuw volgnummer wordt opgehoogd met 10. Verplicht veld.
    Omschrijving
    Omschrijving van de barcode. Verplicht veld.
    Gegevens- of applicatie-ID
    Geef de applicatie- of gegevens-ID op voor het eerste element in de barcode-string, indien van toepassing. De standaardwaarde is geen selectie/leeg. Verplicht veld.
    Naam gegevenselement
    Selecteer de naam van het gegevenselement of gegevensveld voor het eerste gegevenselement in de barcode. Verplicht veld als het veld Gegevensgroep niet is ingevuld.
    Naam gegevensgroep
    Geef een naam op voor een gegevensgroep als u die moet configureren. NB: als u een gegevensgroep opgeeft, kunt u op Opslaan klikken nadat u Gegevenselement of -groep herhalen tot einde string hebt geselecteerd (indien van toepassing). Alle benodigde overige velden op het detailscherm zijn ook te vinden op het scherm Gegevensgroep.
    Aantal te verwijderen prefix-tekens
    Het aantal tekens dat moet worden verwijderd aan het begin van een gegevenselement. Optioneel veld.
    Aantal te verwijderen suffix-tekens
    Het aantal tekens dat moet worden verwijderd aan het eind van een gegevenselement. Optioneel veld.
    Gegevenstype
    Het type van het gegevenselement, zoals numeriek, alfanumeriek of datum. Verplicht veld.
    Type gegevenslengte
    Geef op of de lengte van de gegevens vast of variabel is. Verplicht veld.
    Gegevenslengte
    Geef de lengte van het gegevensveld op. Verplicht veld.
    Startpositie
    Geef de positie op waarop het gegevenselement begint. Optioneel veld.
    Positie stop
    Geef de positie op waarop het gegevenselement eindigt. Optioneel veld.
    Scheidingsteken wordt gebruikt met gegevenselement of gegevensgroep
    Schakel dit selectievakje in als scheidingstekens worden gebruikt voor het gegevenselement of de gegevensgroep.
    Gegevenselement of groep herhalen tot einde string
    Schakel dit selectievakje in als het gegevenselement of de gegevensgroep moet worden herhaald totdat het einde van de string is bereikt.
    Scheidingsteken (Vóór)
    Selecteer het scheidingsteken dat vóór het gegevenselement wordt gebruikt (indien van toepassing).
    Scheidingsteken (Na)
    Selecteer het scheidingsteken dat na het gegevenselement wordt gebruikt (indien van toepassing).
  5. Klik op Opslaan. De nieuwe barcode wordt aangemaakt en het eerste gegevenselement in de barcode-string wordt weergegeven in de detailweergave Gegevens-ID in het onderste gedeelte van het scherm.
    • Als u meer gegevenselementen wilt toevoegen aan de barcode, klikt u op de knop Nieuw in het onderste gedeelte van het scherm. Herhaal het proces totdat alle gegevenselementen die moeten worden toegewezen aan WM, zijn geconfigureerd.
    • Als u een gegevenselement wilt verwijderen, schakelt u in de lijst het selectievakje naast dat gegevenselement in en klikt u dan in het detailgebied onderin het scherm op de knop Verwijderen.