Een historievervangingsengine definiëren

  1. Selecteer Configuratie > Cyclus > Engines.
  2. Klik op Nieuw en selecteer Engine van het type Historievervanging.
  3. Geef de volgende informatie op:
    Naam
    De naam van de historievervangingsengine.
    Weergavenaam
    De naam van de engine die in de applicatie wordt weergegeven.
    Gebruikers
    De gebruikers die toegang hebben tot de historievervangingsengine.
    Rollen
    De rollen van de gebruiker(s) die toegang heeft/hebben tot de historievervangingsengine.
    Module
    De module waarvoor de historievervangingsengine moet worden gebruikt.
    Tags
    De tag die is gekoppeld aan de historievervangingsengine. U kunt een of meer tags aan een historievervangingsengine koppelen.
  4. Klik op het tabblad Default instellingen. Op dit tabblad kunt u algemene instellingen definiëren voor de engine-definitie, inclusief het algoritme.
    NB: 
    • Als het geselecteerde niveau in de engine niet het basisniveau is voor het opslaan van scenariowaarden, moet SCP de waarden aggregeren om ze door te geven aan de historievervangingsengine en de resultaten (uitvoer-measures) evenredig te verdelen over de basisniveaus voor het opslaan van scenariowaarden.
    • Het is mogelijk om de default niveaus te overschrijven door middel van de macroparameters CallForecastEngine of het proces Prognoses genereren met de opties uit een geconfigureerd werkblad.
  5. Geef de volgende informatie op:
    Default-algoritme
    Het default algoritme dat wordt gebruikt door de prognose-engine. De waarden kunnen zijn:
    • Eenvoudig algoritme op basis van gemiddelden
    • Eenvoudig algoritme op basis van naïeve prognose
    • Eenvoudig algoritme op basis van afgelopen jaar
    • Eenvoudig gebruikergedefinieerd algoritme
    • BATS
    • Lineaire interpolatie
    • Offset prognoses
    Spreiding-measure periodeconstanten
    De measure die moet worden gebruikt bij het spreiden van de uitvoer van de prognose-engine naar artikel, locatie en pconst.
    NB: Dit veld wordt gebruikt bij het spreiden van alle resultaten naar de artikel- en locatiedimensies waarin de Tijdgefaseerde spreiding-measure niet is gedefinieerd.
    Tijdgefaseerde spreiding-measure
    De measure die moet worden gebruikt bij het spreiden van de resultaten van de prognose-engine naar artikel, locatie en periode (volledig spreiding).
    NB: Als deze waarde niet is opgegeven, geldt het volgende:
    • Periodewaarden worden evenredig verdeeld met de periodespreidingsmeasure van de cyclus (met de waarden voor iconst, Iconst, periode).
    • De waarden van artikel en locatie worden evenredig verdeeld met de spreidingsmeasure van periodeconstanten (de waarden voor artikel, locatie, pconst)
    Artikelniveau
    Het default artikelniveau waarvoor de historievervangingsengine de gegevens genereert. Deze waarde kan worden overschreven op het punt van uitvoering met de macroparameters of opties voor prognose genereren.
    NB: Als deze waarde niet is opgegeven, wordt het basisniveau van de default artikelstructuur voor de cyclus gebruikt.
    Locatieniveau
    Het default locatieniveau waarvoor de historievervangingsengine de gegevens genereert. Deze waarde kan worden overschreven op het punt van uitvoering met de macroparameters of opties voor prognose genereren.
    NB: Als deze waarde niet is opgegeven, wordt het basisniveau van de default locatiestructuur voor de cyclus gebruikt.
    Periodeniveau
    Het kalenderniveau waarvoor de historievervangingsengine de gegevens genereert. Dit niveau wordt tijdens de uitvoering gevalideerd, omdat de beschikbare opties zijn gebaseerd op de kalender van de cyclus waarin de historievervangingsengine wordt gebruikt.
  6. Klik op het tabblad Measure-koppeling. Op dit tabblad worden de vereiste measures vermeld die als invoer- of uitvoerwaarden aan de historievervangingsengine zijn gekoppeld.
    NB: De gekoppelde measures worden afgeleid van scenariowaarden voor de afzonderlijke combinatie van artikel en locatie. De measures worden doorgegeven aan de engine als invoer voor het berekenen van de historie of ontvangen van de engine als uitvoer die in het scenario kan worden opgeslagen.

    De volgende tabel bevat de measure-koppelingen voor een engine:

    Naam Reikwijdte Omschrijving Gebruikt door (algoritme) Engine invoer/uitvoer
    Historie Horizon historie cyclusperioden Hiermee wordt aangegeven welke measure de te vervangen historiewaarden bevat.
    NB: 
    • Voorloopnullen worden verwijderd, waardoor er minder historiewaarden worden doorgegeven.
    • De opgeslagen waarden worden genormaliseerd door middel van de opgegeven periodewegingen voordat ze aan de engine worden doorgegeven.
    • Als de gedefinieerde measure een calculatieregel bevat, is een bedrijfsmetric vereist in de juiste cyclus om de berekende waarden op te halen die aan de engine moeten worden doorgegeven.
    Alle Invoeren
    Periodeweging Horizon historie cyclusperioden Hiermee wordt aangegeven welke measure periodewegingen bevat die worden gebruikt om de invoerhistorie en de uitvoer van de vervangingshistorie te normaliseren.
    NB: 
    • De engine verwacht dat de historiegegevens worden genormaliseerd voordat deze worden doorgegeven.
    • De historiewaarden worden genormaliseerd door middel van de periodeweging-measure. Dit moet worden gedaan voordat de waarden in de database worden opgeslagen.
    • Als de gedefinieerde measure een calculatieregel bevat, is een bedrijfsmetric vereist in de juiste cyclus om de berekende waarden op te halen die aan de engine moeten worden doorgegeven.
    Alle Invoeren
    Startdatum vervanging Statisch (PCONST) Hiermee wordt de measure aangegeven die Startdatum vervanging bevat (de datum vanaf wanneer het resultaat van de vervangingshistorie van toepassing is).
    NB: 
    • De beginperiode vanaf wanneer de historiegegevens worden vervangen, is de periode (op het periodeniveau dat is gedefinieerd door de engine) waarin de startdatum voor vervanging aanwezig is.
    • Als deze waarde null is voor een artikel op de opgegeven locatie, is de vervangingshistorie van toepassing vanaf het begin van de oudste historieperiode op het periodeniveau dat door de engine is gedefinieerd.
    • De measure moet van het type Datum zijn.
    Alle Invoeren
    Einddatum vervanging Statisch (PCONST) Hiermee wordt de measure aangegeven die Einddatum vervanging bevat (de datum vanaf wanneer het resultaat van de vervangingshistorie van toepassing is).
    NB: 
    • De eindperiode vanaf wanneer de historiegegevens worden vervangen, is de periode (op het periodeniveau dat is gedefinieerd door de engine) waarin de einddatum voor vervanging aanwezig is.
    • Als deze waarde null is voor een artikel op de opgegeven locatie, is de vervangingshistorie van toepassing tot de laatste historieperiode op het periodeniveau dat door de engine is gedefinieerd.
    • De measure moet van het type Datum zijn.
    Alle Invoeren
    Vervangingshistorie Horizon historie cyclusperioden Geeft de measure aan die de resulterende historiewaarden ontvangt die door de engine zijn gegenereerd.

    Deze uitvoerwaarde wordt gedenormaliseerd met behulp van de opgegeven periodewegingen voordat de waarde wordt opgeslagen.

    Alle Uitvoer
    Niet passend maken Statisch (PCONST) Een measure die een vlag (>0) bevat waarmee wordt aangegeven dat het artikel op de opgegeven locatie niet mag worden doorgegeven aan de historievervangingsengine.
    NB: 
    • De measure wordt opgeslagen voor pconst.
    • De uitvoermeasure van deze combinaties wordt niet goedgekeurd door het calculatieproces van de engine.
    Alle Invoeren
    Offset prognose Opgenomen historieperioden tussen begin-/einddatum voor vervanging Geeft de measure aan die offset prognose bevat. De offset prognose bevat prognosewaarden voor historische perioden en wordt gebruikt voor de opgenomen perioden tussen Begindatum vervanging en Einddatum vervanging op het periodeniveau dat door de engine is gedefinieerd.
    NB: 
    • Deze optionele koppeling is vereist als het algoritme is ingesteld op Offset prognoses.
    • Als deze waarde null is voor een artikel op de opgegeven locatie, is de vervangingshistorie 0.
    Offset prognoses Invoeren
    Door gebruiker gedefinieerde waarde Statisch (PCONST) Hiermee wordt de measure aangegeven die door de gebruiker gedefinieerde waarde (de waarde voor elke combinatie van artikel en locatie) bevat die van toepassing is voor alle vervangingshistorieperioden, inclusief de periode tussen Startdatum vervanging en Einddatum vervanging, op het periodeniveau dat door de engine is gedefinieerd.
    NB: 
    • Deze optionele koppeling is vereist wanneer het algoritme is ingesteld op Eenvoudig gebruikergedefinieerd algoritme.
    • Als deze waarde null is voor een artikel of locatie, is de vervangingshistorie 0.
    Eenvoudig gebruikergedefinieerd algoritme Invoeren
  7. Klik op + om extra measure-koppeling te koppelen.
  8. Geef de volgende informatie op:
    Parameter
    De parameternaam die aan de engine moet worden gekoppeld.
    Measure
    De measure in SCP die wordt gekoppeld aan de parameter voor de prognose-engine.
  9. Klik op het tabblad Parameters. Dit tabblad bevat de parameters die zijn vereist door de historie-engine om het engine-gedrag te configureren op engine-niveau.
    NB: U kunt de waarde opgeven voor de vereiste parameters.

    De volgende tabellijst toont de engine-parameter voor historievervanging:

    Naam
    Frequentie

    De frequentie van de historiegegevens. Hiermee worden de historieperioden in elk jaar voor berekeningen van algoritmen gedefinieerd. Bijvoorbeeld Eenvoudig algoritme op basis van afgelopen jaar.

    Alle 12, 13 (gegevens per maand), 52 (gegevens per week) 0
  10. Klik op Opslaan. De historievervangingsengine wordt gedefinieerd na succesvolle validatie.