CSV-interfaceservices definiëren

U definieert als volgt een CSV-interfaceservice:

  1. Selecteer Configuratie > Algemeen > Interfaceservices.
  2. Klik op Nieuw.
  3. Geef in het venster Nieuwe interfaceservice de volgende informatie op:
    Interfacetype
    Geef het interfacetype op. Dit zijn de opties:
    • Geavanceerde planning
    • CSV
    • Database
    • EXCEL
    Gegevensentiteit
    Selecteer de gegevensentiteit die aan de interface moet worden gekoppeld. Dit zijn de opties:
    • Kalender
    • Codelijst
    • Scenariowaarde
    • Mutatiegegevens
    Interface-richting
    Selecteer de interface-richting voor de interfaceservice. Dit zijn de opties:
    • Importeren
    • Exporteren
    • Importeren en exporteren
    NB: De waarde voor dit veld wordt gegenereerd op basis van de velden Interfacetype en Gegevensentiteit.
    Kolom per measure
    Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt elke measure in een nieuwe kolom in de interface weergegeven. U kunt nieuwe rijen en measures met deze dimensies toevoegen op het tabblad Koppelingen:
    • Artikel
    • Locatie
    • Kalenderperiode

    Als dit selectievakje is uitgeschakeld, wordt de lijst van dimensies op het tabblad Koppelingen vastgesteld op vijf kolommen met de volgende dimensies:

    • Artikel
    • Locatie
    • Kalenderperiode
    • Measure
    • Waarde
    NB: U kunt dit veld alleen bekijken als Gegevensentiteit voor alle interfacetypes is ingesteld op Scenariowaarde.
  4. Klik op OK.
  5. Geef op de pagina Interfaceservice (nieuw) de volgende informatie op:
    Naam
    De naam van de interfaceservice.
    Weergavenaam
    Geef de naam op die in de applicatie moet worden weergegeven. Dit is een optioneel veld.
    Module
    De cyclus of cyclus en module waaraan de interfaceservice is gerelateerd.
    Systeem
    Als dit selectievakje is ingeschakeld, is de interfaceservice een systeemrecord. Dit selectievakje is default uitgeschakeld.
    Gegevensbron
    De gegevensbron die als onderdeel van de interfaceservice wordt gebruikt. Deze waarde is gebaseerd op het type Interfaceservice.
    Bestanden
    Kies het bestand dat voor de geselecteerde gegevensbron is gedefinieerd. Het geselecteerde bestand wordt gebruikt wanneer de interfaceservice met een macro wordt uitgevoerd. Wanneer u handmatig import- of exportbewerkingen uitvoert met behulp van een bestandsinterfaceservice, moet u het bestand selecteren dat op het clientapparaat wordt gebruikt.
    Bestandsnamen in koprij
    Als dit selectievakje is ingeschakeld, moeten de veldnamen worden meegenomen in de koprij van het import-/exportbestand.
    Kalenderperiodedefinitie
    Geeft aan of kalenderperioden worden geïmporteerd op basis van de bucketstartdatum, bucketeinddatum of de bucketnaam die is gedefinieerd in het kalenderformaat (bijvoorbeeld BJ10 M03). Dit zijn de opties:
    • Bucketstartdatum
    • Bucketeinddatum
    • Bucketnaam
    NB: Voor het importeren moeten de perioden overeenkomen met de kalenderperiodedefinitie die in de interfaceservice is gedefinieerd.

    Voor het exporteren moeten de perioden overeenkomen met de opgegeven naam.

    Ongewijzigde scenariowaarden wissen
    Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden ongewijzigde scenariowaarden gewist.
    Importwijze
    Geef de wijze op waarop waarden die worden herhaald in het importbestand moeten worden verwerkt. Dit zijn de opties:
    • Overschrijven: Hierbij worden de herhaalde sleutels overschreven en geldt de laatst geïmporteerde waarde in het importbestand.
    • Totaal: Hierbij worden de scenariowaarden van alle herhaalde sleutels in het importbestand toegevoegd en wordt de totale waarde gegeven.
    NB: De default waarde is Overschrijven.
    Kalenderniveau
    Geef het kalenderniveau op waarvan de scenariogegevens moeten worden geïmporteerd.
    NB: Dit veld wordt alleen weergegeven wanneer het veld Gegevensentiteit is ingesteld op Scenariowaarde en het veld Interface-richting is ingesteld op Importeren.

    Als het kalenderniveau de waarde NULL heeft, gebruikt SCP het kalenderniveau om scenariowaarden op te slaan voor het huidige scenario dat wordt uitgevoerd.

  6. Geef op het tabblad Koppelingen de volgende informatie op:
    Dimensieomschrijving
    De omschrijving voor de dimensie die moet worden gekoppeld. Dit zijn de voorgedefinieerde dimensies voor alle interfaceservices:
    • Artikel
    • Locatie
    • Kalenderperiode
    • Measure
    • Waarde
    NB: U kunt alleen nieuwe dimensierecords toevoegen als het selectievakje Kolom per measure is ingeschakeld.
    Attribuut
    De attribuutnaam van de geselecteerde dimensie die aan de interfaceservice moet worden gekoppeld. Als het attribuut niet wordt opgegeven, wordt de default elementnaam gebruikt.
    NB: Dit veld is van toepassing voor het type Gegevensentiteit, Scenariowaarde, Codelijst en voor alle interfacetypen.

    U kunt dit veld alleen bekijken als het selectievakje Kolom per measure is ingeschakeld.

    Veldnaam
    Het veldlabel dat aan de opgegeven dimensie moet worden gekoppeld. Het geeft het kolomnummer van de geselecteerde dimensie in de interface aan.
    NB: Het veldlabel moet voor een dimensie uniek zijn.

    Als het selectievakje Kolom per measure is uitgeschakeld, kunt u de lijst van de volgende voorgedefinieerde dimensies niet wijzigen.

    • Artikel
    • Locatie
    • Kalenderperiode
    • Measure
    • Waarde
  7. Geef op het tabblad Measures importeren/exporteren de volgende informatie op:
    Measure-code
    De measure-code die voor de geselecteerde module is gedefinieerd en die aan de interfaceservice moet worden gekoppeld.
    Measure-omschrijving
    De omschrijving van de measure die aan de interfaceservice moet worden gekoppeld. Deze waarde is gebaseerd op de geselecteerde Measure-code.
    Measure-label
    Het label voor de measure in de interface dat aan de opgegeven measure-code moet worden gekoppeld. Als de naam van de measure in de applicatie SCP en de interface gelijk is, kunt u op dit tabblad het aantal measures dat door de interface wordt ondersteund, beperken.
    NB: Als het veld Gegevensentiteit is ingesteld op Scenariowaarde en Interfacetype is ingesteld op Importeren, wordt het tabblad Constanten exporteren gedeactiveerd.
  8. Als u de interfaceservice wilt opslaan, klikt u op Opslaan. Klik op Annuleren als u dat niet wilt.