CSV-interfaceservices definiëren
U definieert als volgt een CSV-interfaceservice:
- Selecteer Configuratie > Algemeen > Interfaceservices.
- Klik op Nieuw.
-
Geef in het venster Nieuwe interfaceservice de volgende informatie op:
- Interfacetype
- Geef het interfacetype op. Dit zijn de opties:
- Geavanceerde planning
- CSV
- Database
- EXCEL
- Gegevensentiteit
- Selecteer de gegevensentiteit die aan de interface moet worden gekoppeld. Dit zijn de opties:
- Kalender
- Codelijst
- Scenariowaarde
- Mutatiegegevens
- Interface-richting
- Selecteer de interface-richting voor de interfaceservice. Dit zijn de opties:
- Importeren
- Exporteren
- Importeren en exporteren
NB: De waarde voor dit veld wordt gegenereerd op basis van de velden Interfacetype en Gegevensentiteit. - Kolom per measure
- Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt elke measure in een nieuwe kolom in de interface weergegeven. U kunt nieuwe rijen en measures met deze dimensies toevoegen op het tabblad Koppelingen:
- Artikel
- Locatie
- Kalenderperiode
Als dit selectievakje is uitgeschakeld, wordt de lijst van dimensies op het tabblad Koppelingen vastgesteld op vijf kolommen met de volgende dimensies:
- Artikel
- Locatie
- Kalenderperiode
- Measure
- Waarde
NB: U kunt dit veld alleen bekijken als Gegevensentiteit voor alle interfacetypes is ingesteld op Scenariowaarde. - Klik op OK.
-
Geef op de pagina Interfaceservice (nieuw) de volgende informatie op:
- Naam
- De naam van de interfaceservice.
- Weergavenaam
- Geef de naam op die in de applicatie moet worden weergegeven. Dit is een optioneel veld.
- Module
- De cyclus of cyclus en module waaraan de interfaceservice is gerelateerd.
- Systeem
- Als dit selectievakje is ingeschakeld, is de interfaceservice een systeemrecord. Dit selectievakje is default uitgeschakeld.
- Gegevensbron
- De gegevensbron die als onderdeel van de interfaceservice wordt gebruikt. Deze waarde is gebaseerd op het type Interfaceservice.
- Bestanden
- Kies het bestand dat voor de geselecteerde gegevensbron is gedefinieerd. Het geselecteerde bestand wordt gebruikt wanneer de interfaceservice met een macro wordt uitgevoerd. Wanneer u handmatig import- of exportbewerkingen uitvoert met behulp van een bestandsinterfaceservice, moet u het bestand selecteren dat op het clientapparaat wordt gebruikt.
- Bestandsnamen in koprij
- Als dit selectievakje is ingeschakeld, moeten de veldnamen worden meegenomen in de koprij van het import-/exportbestand.
- Kalenderperiodedefinitie
- Geeft aan of kalenderperioden worden geïmporteerd op basis van de bucketstartdatum, bucketeinddatum of de bucketnaam die is gedefinieerd in het kalenderformaat (bijvoorbeeld BJ10 M03). Dit zijn de opties:
- Bucketstartdatum
- Bucketeinddatum
- Bucketnaam
NB: Voor het importeren moeten de perioden overeenkomen met de kalenderperiodedefinitie die in de interfaceservice is gedefinieerd.Voor het exporteren moeten de perioden overeenkomen met de opgegeven naam.
- Ongewijzigde scenariowaarden wissen
- Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden ongewijzigde scenariowaarden gewist.
- Importwijze
- Geef de wijze op waarop waarden die worden herhaald in het importbestand moeten worden verwerkt. Dit zijn de opties:
- Overschrijven: Hierbij worden de herhaalde sleutels overschreven en geldt de laatst geïmporteerde waarde in het importbestand.
- Totaal: Hierbij worden de scenariowaarden van alle herhaalde sleutels in het importbestand toegevoegd en wordt de totale waarde gegeven.
NB: De default waarde is Overschrijven. - Kalenderniveau
- Geef het kalenderniveau op waarvan de scenariogegevens moeten worden geïmporteerd.
NB: Dit veld wordt alleen weergegeven wanneer het veld Gegevensentiteit is ingesteld op Scenariowaarde en het veld Interface-richting is ingesteld op Importeren.
Als het kalenderniveau de waarde NULL heeft, gebruikt SCP het kalenderniveau om scenariowaarden op te slaan voor het huidige scenario dat wordt uitgevoerd.
-
Geef op het tabblad Koppelingen de volgende informatie op:
- Dimensieomschrijving
- De omschrijving voor de dimensie die moet worden gekoppeld. Dit zijn de voorgedefinieerde dimensies voor alle interfaceservices:
- Artikel
- Locatie
- Kalenderperiode
- Measure
- Waarde
NB: U kunt alleen nieuwe dimensierecords toevoegen als het selectievakje Kolom per measure is ingeschakeld. - Attribuut
- De attribuutnaam van de geselecteerde dimensie die aan de interfaceservice moet worden gekoppeld. Als het attribuut niet wordt opgegeven, wordt de default elementnaam gebruikt. NB: Dit veld is van toepassing voor het type Gegevensentiteit, Scenariowaarde, Codelijst en voor alle interfacetypen.
U kunt dit veld alleen bekijken als het selectievakje Kolom per measure is ingeschakeld.
- Veldnaam
- Het veldlabel dat aan de opgegeven dimensie moet worden gekoppeld. Het geeft het kolomnummer van de geselecteerde dimensie in de interface aan.
NB: Het veldlabel moet voor een dimensie uniek zijn.
Als het selectievakje Kolom per measure is uitgeschakeld, kunt u de lijst van de volgende voorgedefinieerde dimensies niet wijzigen.
- Artikel
- Locatie
- Kalenderperiode
- Measure
- Waarde
-
Geef op het tabblad Measures importeren/exporteren de volgende informatie op:
- Measure-code
- De measure-code die voor de geselecteerde module is gedefinieerd en die aan de interfaceservice moet worden gekoppeld.
- Measure-omschrijving
- De omschrijving van de measure die aan de interfaceservice moet worden gekoppeld. Deze waarde is gebaseerd op de geselecteerde Measure-code.
- Measure-label
- Het label voor de measure in de interface dat aan de opgegeven measure-code moet worden gekoppeld. Als de naam van de measure in de applicatie SCP en de interface gelijk is, kunt u op dit tabblad het aantal measures dat door de interface wordt ondersteund, beperken.
NB: Als het veld Gegevensentiteit is ingesteld op Scenariowaarde en Interfacetype is ingesteld op Importeren, wordt het tabblad Constanten exporteren gedeactiveerd. - Als u de interfaceservice wilt opslaan, klikt u op Opslaan. Klik op Annuleren als u dat niet wilt.
Gerelateerde onderwerpen