Koppelingen aanmaken

U maakt als volgt een koppeling aan:

  1. Selecteer Configuratie > Cyclus > Koppelingen.
  2. Klik op Nieuw.
  3. Geef de volgende informatie op:
    Naam
    Geef de identificatie voor de koppeling in de applicatie op.
    Omschrijving
    Geef een omschrijving op van de structuurkoppeling.
    Status
    De huidige status van de koppeling. De status die wordt ingesteld bij de validatie van de koppeling kan zijn:
    • Gereed: Status na succesvolle validatie.
    • Opbouwen: Status van nieuwe koppelingen en bewerkte koppelingen.
    • Ongeldig: Status nadat fouten zijn gevonden bij de validatie.
  4. Geef in het gedeelte Structuurkoppeling de volgende informatie op:
    Bron
    Maak een keuze in de lijst van planningsstructuren.
    Bronniveau
    Maak een keuze uit de benoemde niveaus van de bronstructuur.
    Doel
    Maak een keuze in de lijst van planningsstructuren.
    Doelniveau
    Maak een keuze uit de benoemde niveaus van de doelstructuur.
  5. Geef in het gedeelte Attribuutkoppeling de volgende informatie op:
    Codelijst
    Maak een keuze in de lijst van codelijsten. Geeft de structuur (attributen) aan van de codelijst die is gekoppeld aan de definitie van de koppeling. De codelijstelementen van de geselecteerde codelijst die de koppelingsparen vormen.
    NB: Wanneer bij het bewerken van een koppeling de codelijst wordt gewijzigd, worden alle attribuutvelden opnieuw ingesteld.
    Bron
    Maak een keuze in de lijst van attributen in de geselecteerde codelijst. Het attribuut moet van het type Tekst zijn. Geeft het attribuut aan in de codelijst waarin de lijst van te koppelen bronlocaties staat. Voor alle koppelingen moet een bronattribuut worden gedefinieerd.
    Doel
    Maak een keuze in de lijst van attributen in de geselecteerde codelijst. Het attribuut moet van het type Tekst zijn. Geeft het attribuut aan in de codelijst waarin de lijst van te koppelen doellocaties staat. Voor alle koppelingen moet een attribuut voor de einddatum worden gedefinieerd.
    Delen
    Maak een keuze in de lijst van attributen in de geselecteerde codelijst. Het attribuut moet van het type Tekst zijn. Geeft het attribuut aan in de codelijst waarin de relatieve gewichten van de relaties tussen knooppunten staan. Voor alle koppelingen moet dit attribuut worden gedefinieerd.
  6. Als u meer koppelingsparen wilt toevoegen aan de lijst, herhaalt u de stappen 2 tot en met 5.
  7. Als u de koppeling wilt opslaan, klikt u op Opslaan.