SCV-structuurniveau aanmaken

De niveaus voor de planningsstructuur staan voor verschillende aggregatieniveaus. Elk niveau staat voor een granulariteit waarin de planningsgegevens kunnen worden weergegeven. Elk niveau heeft ook een kleinere granulariteit dan het eerder gedefinieerde niveau waarbij het eerste element in de lijst het hoogste niveau van de structuur is.

In dit onderwerp wordt beschreven hoe u in SCV gegenereerde planningsstructuren aanmaakt. Structuurdefinities worden gebruikt om structuurgegevens te genereren op basis van de tabellen met planningsgegevens in SCV. Structuren bestaan uit structuurkopgegevens en structuurniveaus.

Een in SCV gegenereerde planningsstructuur aanmaken:

  1. Selecteer Configuratie > SCV > Structuren > Structuren.
  2. Klik op Nieuw.
  3. Klik op het tabblad Gegevens. Dit tabblad bevat de algemene informatie over de SCV-structuur.
  4. Geef de volgende informatie op:
    Naam
    Een unieke naam van de structuur.
    NB: Dit veld is niet beschikbaar nadat de structuur is aangemaakt.
    Omschrijving
    De omschrijving van de structuur.
    NB: U kunt deze waarde niet wijzigen voor structuren die door het systeem zijn gedefinieerd.
    .
    Type
    Het type structuur. De waarden kunnen zijn:
    • Artikel
    • Locatie
    NB: Alleen ingeschakelde structuren worden gebruikt door het proces Structuurgegevens voorbereiden.
  5. Klik op het tabblad Niveaus. Op dit tabblad kunt u de SCV-structuurniveaus definiëren.
    NB: SCP ondersteunt structuren van maximaal 8 niveaus; een basisniveau, een hoogste niveau en zes tussenliggende niveaus.
  6. Klik op Toevoegen en selecteer Hoogste niveau.
    NB: 
    • De optie Hoogste niveau wordt niet weergegeven als een of meer niveaus aanwezig zijn voor de structuur.
    • Eenmaal toegevoegd kan het hoogste niveau niet worden verwijderd of verplaatst.
  7. Geef de volgende informatie op:
    Niveaunaam
    Een unieke naam voor het hoogste niveau.
    Waarde
    De constante waarde voor de elementen op dit niveau.
    Omschrijving
    De omschrijving van de elementen op dit niveau.
  8. Klik op Toevoegen. Er wordt een nieuwe rij toegevoegd aan de planningsstructuur.
    NB: Na het aanmaken kunt u het structuurniveau van dit niveau niet verwijderen of wijzigen.
  9. Klik op Toevoegen en selecteer het gewenste type niveau. Mogelijke opties:
    • NIveau (query)
    • Niveau (tabel)
    NB: U kunt de waarde op het tabblad Niveaugegevens niet wijzigen voor het door het systeem gedefinieerde structuurniveau niet wijzigen.
  10. Geef op het tabblad Gegevens de volgende informatie op voor het niveautype Query/Tabel:
    Niveaunaam
    Een unieke naam van het niveau.
    Query
    Een geldige SQL-expressie die de niveauwaarden selecteert.
    NB: 
    • U moet de query verifiëren met de optie Verifiëren.
    • Dit veld wordt alleen weergegeven voor het niveautype Query.
    Tabelnaam
    De tabelnaam uit het SCV-tabelregister waarin de waarden op dit niveau worden opgeslagen.
    NB: 
    • Dit veld wordt alleen weergegeven voor het niveautype Tabel.
    • Het gedeelte Niveauwaarde wordt leeggemaakt wanneer u de naam van de tabel selecteert.
    Koppelniveau
    De naam van het niveau dat aan het volgende niveau is gekoppeld. Deze waarde wordt intern opgeslagen met behulp van de bijbehorende niveau-ID.
    NB: Dit veld is niet van toepassing op het tweede niveau (hoogste niveau - 1).
    Bovenliggende default waarde
    De default waarde op het bovenliggende niveau voor de artikelen op het huidige niveau.
    Type waarde
    Het type Waarde voor de elementen op het opgegeven niveau. De waarden kunnen zijn:
    • Kolom
    • Constante
    • Expressie
    Waarde
    De waarde die is gebaseerd op het type dat is opgegeven in het veld Type waarde. Mogelijke opties:
    • Kolom: De kolomnaam die is opgegeven voor de brontabelnaam of de query waarin de niveauwaarde wordt opgeslagen.
    • Constante: De waarde die voor de niveauwaarde als een constante staat.
    • Expressie: Een geldige SQL-expressie voor de tabelnaam die voor de niveauwaarde staat.
      NB: Het wordt aanbevolen om altijd de tabelalias toe te voegen vóór elke kolom die wordt gebruikt in Waarde-expressies om dubbele kolomverwijzingen te voorkomen in de gegenereerde structuurquery's. Bijvoorbeeld, leve_0.item_id + ‘@’ , leve_0.location_id.
    Type omschrijving
    Het type voor de elementen op het opgegeven niveau. De waarden kunnen zijn:
    • Kolom
    • Constante
    • Expressie
    NB: Het veld Omschrijving wordt leeggemaakt als u deze waarde wijzigt.
    Omschrijving
    De waarde die is gebaseerd op het type dat is opgegeven in het veld Type omschrijving. Mogelijke opties:
    • Kolom: De kolomnaam die is opgegeven voor de brontabelnaam of -query waarin de niveauomschrijving wordt opgeslagen.
    • Constante: De beschrijvende tekst voor de elementen op het opgegeven niveau.
    • Expressie: Een geldige SQL-expressie voor de Tabelnaam die voor de beschrijving van het niveau staat.
    Type koppeling
    Het type koppeling voor de elementen op het opgegeven niveau.
    NB: Dit veld is niet van toepassing op het op één na hoogste niveau.
    Koppelingswaarde
    De mogelijke opties op dit veld zijn gebaseerd op de waarde die is opgegeven voor de optie Type koppeling. Mogelijke opties:
    • Kolom: De kolomnaam die is opgegeven voor de Tabelnaam of Query van de niveaunaam (opgegeven op het koppelniveau) waarin de koppeling voor het volgende niveau wordt opgeslagen.
    • Constante: Een waarde die staat voor de koppeling naar het volgende niveau.
    • Expressie: Een geldige SQL-expressie op de Tabelnaam of Query van het koppelniveau die voor de koppeling naar het volgende niveau staat.
    NB: Dit veld is niet van toepassing op het op één na hoogste niveau.
    Bovenliggend type
    Het bovenliggende type voor de elementen op dit niveau. De waarden kunnen zijn:
    • Kolom
    • Constante
    • Expressie
    Bovenliggende waarde
    De mogelijke opties op dit veld zijn gebaseerd op de waarde die is opgegeven voor de optie Bovenliggend type. Mogelijke opties:
    • Kolom: De kolomnaam die is opgegeven voor de bron Tabelnaam of Query van het bovenliggende niveau waar de koppeling naar het vorige niveau op het volgende niveau wordt opgeslagen.
    • Constante: Een waarde die staat voor de koppeling naar het vorige niveau op het volgende niveau.
    • Expressie: Een geldige SQL-expressie op de Tabelnaam of Query van het bovenliggende niveau die voor de koppeling naar het vorige niveau op het volgende niveau staat.
  11. Geef op het tabblad Attribuut de volgende informatie op voor het niveautype Query/Tabel:
    Attribuut
    De attribuutnaam voor dit niveau.
    NB: U kunt deze waarde niet wijzigen.
    Waarde
    De tabelkolom die moet worden gekoppeld aan een waarde voor een attribuut op dit niveau.
  12. Klik op Toevoegen. Er wordt een nieuwe rij van het opgegeven type toegevoegd aan de planningsstructuur.
  13. Volg de stappen 10, 11 & 12 om meerdere niveaus toe te voegen. Het hoogste niveau wordt genummerd als 0 en de nummering van de volgende niveaus wordt verhoogd met 1.
    NB: U kunt een kopie van het bestaande tussenliggende niveau maken en de parameters wijzigen (met uitzondering van het veld Type niveau) zoals vereist met behulp van de optie Kopiëren.
  14. Klik op Opslaan. Er wordt een nieuwe planningsstructuur aangemaakt na de succesvolle validatie van de opgegeven informatie.
  15. Selecteer een niveau (met uitzondering van het Hoogste niveau en het Basisniveau) en gebruik de opties Omhoog en Omlaag om de volgorde van de structuurniveaus te wijzigen.
    NB: Op deze pagina kunt u:
    • Een kopie van de bestaande planningsstructuur maken en de parameters wijzigen zoals vereist met behulp van de optie Kopiëren.
    • Planningsstructuren verwijderen met de optie Verwijderen.