Interfaceservices van het type Database voor mutatiegegevens definiëren

In dit onderwerp wordt beschreven hoe u een interfaceservice aanmaakt met Gegevensentiteit = Mutatiegegevens en Interfacetype = Database.

Een interfaceservice aanmaken:

  1. Selecteer Configuratie > Algemeen > Interfaceservices > Interfaceservices.
  2. Klik op Nieuw. Er wordt een venster Nieuwe interfaceservice weergegeven.
  3. Geef de volgende informatie op:
    Interfacetype
    Het type interface. Selecteer Database.
    Gegevensentiteit
    De gegevensentiteit die aan de interface moet worden gekoppeld. Selecteer Mutatiegegevens.
    Interface-richting
    De richting van de gegevensstroom. De waarden kunnen zijn:
    • Importeren
    • Exporteren
    • Importeren en exporteren
  4. Klik op OK. Er wordt een nieuwe pagina Interfaceservices weergegeven.
  5. Geef op het tabblad Interfacegegevens de volgende informatie op:
    Naam
    Een unieke naam van de interfaceservice.
    Weergavenaam
    De naam die voor de interfaceservice wordt weergegeven. Als de waarde niet is opgegeven, wordt de waarde die is opgegeven in het veld Naam default ingevuld.
    NB: Deze optie is ingeschakeld voor de entiteit die door het systeem is gedefinieerd
    Interfacetype
    Het type interface. Deze waarde wordt default opgehaald uit het venster Nieuwe interfaceservice.
    Gegevensentiteit
    De gegevensentiteit die aan de interface moet worden gekoppeld. Deze waarde wordt default opgehaald uit het venster Nieuwe interfaceservice.
    Interface-richting
    De richting van de gegevensstroom. Deze waarde wordt default opgehaald uit het venster Nieuwe interfaceservice.
    Module
    De module waarin de interfaceservice is gedefinieerd.
    Systeem
    Geeft de status van de interfaceservice aan. De waarden kunnen zijn:
    • Aan (ingeschakeld)
    • Uit (uitgeschakeld)
  6. Geef op het tabblad Gegevensbron de volgende informatie op:
    Gegevensbron
    De gegevensbron van het type Database die is gedefinieerd in SCP.
    Bron
    Geeft het type van de gegevensbron van de interface aan. Mogelijke opties:
    • Tabel: Als u deze optie selecteert, worden de velden Tabellen en Importeerfilter weergegeven.
    • Query: Als u deze optie selecteert, wordt het veld Query weergegeven.
    NB: Voor Interfacetype = Importeren & Exporteren en Exporteren wordt de Bron ingesteld op alleen Tabel.
    Tabellen
    De databasetabel waarop de interfaceservice van toepassing is.
    Importeerfilter
    De SQL-tekst voor het definiëren van de filtercriteria voor de gegevens die vanuit de brontabel door de interfaceservice worden doorgegeven.
    NB: Als deze niet gedefinieerd zijn, zijn alle gegevens van de opgegeven brontabel van toepassing.
    Query
    De SQL-query (maximaal 4.000 tekens) die wordt gebruikt voor het ophalen van de vereiste gegevens voor de interface uit de opgegeven gegevensbron.
    NB: U moet op Verifiëren klikken om de opgegeven query te valideren. Als de query niet kan worden opgelost, wordt de volgende waarschuwing weergegeven:
    De ingevoerde interfaceserver-query heeft een fout geretourneerd. [RDBMS foutgegevens].
  7. Klik op het tabblad Importwijze.
    NB: Dit tabblad wordt alleen weergegeven als het veld Interface-richting is ingesteld op Importeren of Importeren en exporteren.
  8. Geef op het tabblad Importwijze de volgende informatie op:
    Doeltabel vóór import leegmaken
    Geeft aan of alle rijen in de doeltabel moeten worden leeggemaakt of dat de gegevens moeten worden toegevoegd aan de bestaande record, voordat de interface wordt uitgevoerd en rijen worden geïmporteerd. Mogelijke scenario's:
    • Aan: Verwijderen en invoegen
    • Uit: Toevoegen
  9. Klik op het tabblad Exportwijze.
    NB: Dit tabblad wordt alleen weergegeven als het veld Interface-richting is ingesteld op Exporteren of Importeren en exporteren.
  10. Geef op het tabblad Exportwijze de volgende informatie op:
    Type export
    De exportwijze voor nieuwe en bestaande records/gegevens. De waarden kunnen zijn:
    • Alleen invoeren: Voegt nieuwe rijen in de doeltabel in
    • Alleen bijwerken: Werkt de bestaande rij bij die beschikbaar is in de doeltabel
    • Invoeren en bijwerken: Beide
    Doeltabel vóór export leegmaken
    Geeft aan of alle rijen in de doeltabel moeten worden leeggemaakt of dat de gegevens moeten worden toegevoegd aan de bestaande record, voordat de interface wordt uitgevoerd en rijen worden geëxporteerd. Mogelijke scenario's:
    • Aan: Verwijderen en invoegen
    • Uit: Toevoegen
  11. Klik op het tabblad Koppelingen. Op dit tabblad worden de mutatiegegevensattributen weergegeven die tussen SCP en de gegevensbronverbinding moeten worden gekoppeld.
  12. Voeg desgewenst een nieuw attribuut toe. Zie Nieuw mutatiegegevensattribuut toevoegen.
  13. Klik op het tabblad Te importeren/exporteren measures. Op dit tabblad wordt de lijst weergegeven van de measures die in de interface moeten worden gekoppeld.
  14. Voeg desgewenst een nieuwe measure toe. Zie Nieuwe measure toevoegen.
  15. Klik op het tabblad Exportconstanten. Dit tabblad bevat een lijst met attributen van de opgegeven gegevensbron die tijdens het exporteren aan een constante waarde moeten worden gekoppeld.
    Dit tabblad wordt alleen weergegeven als het veld Interface-richting is ingesteld op Exporteren of Importeren en exporteren.
  16. Voeg desgewenst een nieuwe exportconstante toe. Zie Exportconstanten voor mutatiegegevens toevoegen.
  17. Klik op Opslaan. De wijzigingen aan de interfaceservice worden toegepast.