Ingebedde werkbladen gebruiken

U kunt een aantal generieke rapporten die in de toepassing beschikbaar zijn als werkbladen genereren. Rapporten voor elke measure kunnen met behulp van deze werkbladen in elke module worden gegenereerd.

Nadat u een werkblad hebt geselecteerd, zijn er verschillende methoden om met de rapporten te werken. Zo kunt u het volgende doen:

  • Sorteren van gegevens, de indeling wijzigen, en elementen weergeven of verbergen.
  • Gebruik de werkbladen in de Kerntabel-editor die een aantal dimensies bevatten in de rijen en kolommen. U kunt de kerntabel definiëren met behulp van de linker- en bovenste dimensieparameters:
    • rv_left_dim: Geeft de linkerdimensies op die moeten worden weergegeven in de rijen; dit is een lijst van de dimensies voor de huidige cyclusperiodemodule. Deze dimensies worden gescheiden door komma's. Met de waarde één wordt 1 headerkolom aangemaakt, met twee worden 2 dimensies in de rijen aangemaakt, enzovoort.
    • rv_top_dim: Geeft de bovenste dimensies op die moeten worden weergegeven in de rijen; dit is een lijst van de dimensies voor de huidige cyclusperiodemodule. Deze dimensies worden gescheiden door komma's. Alle dimensies moeten uniek zijn in vergelijking tot de parameter rv_left_dim. Met de waarde één wordt 1 kolomgroep met elementen aangemaakt, met twee worden 2 dimensies in de kolommen aangemaakt, enzovoort. Er is minstens 1 bovenste dimensie vereist om het werkblad weer te geven.
    • Deze dimensies vormen de headers van de kerntabel.

De gebruiker kan ervoor kiezen om extra attribuutgegevens voor de elementen Artikel en Locatie weer te geven.

  • Deze worden door de gebruiker gedefinieerd met de parameters Extra artikelattributen en Extra locatieattributen:
    • rv_item_main_attr: Een lijst van artikelattributen uit OLAP die als extra kopkolommen of -rijen moeten worden weergegeven voor elk artikelelement in het werkblad. Dit is een lijst met maximaal 3, door komma's van elkaar gescheiden attributen. Als er meer dan 3 attributen in de lijst staan, worden de extra attributen genegeerd. De attributen worden rechts van de kolom met artikelen (als die in de linkerdimensie staan) of onder de koprij met artikelen (als die in de bovenste dimensie staan) weergegeven. Als de artikelen niet zijn opgenomen in de kerntabel (dimensie links of rechts), wordt de parameter genegeerd.
    • rv_location_main_attr: Een lijst van locatieattributen uit OLAP die als extra kopkolommen of -rijen moeten worden weergegeven voor elk locatie-element in het werkblad. Dit is een lijst met maximaal 3, door komma's van elkaar gescheiden attributen. Als er meer dan 3 attributen in de lijst staan, worden de extra attributen genegeerd. De attributen worden rechts van de kolom met locaties (als die in de linkerdimensie staan) of onder de koprij met artikelen (als die in de bovenste dimensie staan) weergegeven. Als de artikelen niet zijn opgenomen in de kerntabel (dimensie links of rechts), wordt de parameter genegeerd.
    • Voorbeeld 1: rv_left_dim = I,M. rv_top_dim = L,P. rv_item_main_attr = Kleur. rv_location_main_attr = Land:
      • Kopkolommen linkerdimensie: Artikelen, Kleur, Measures.
      • Koprijen bovenste dimensie: Locaties, Land, Perioden.
    • Voorbeeld 2: rv_left_dim = I,L. rv_top_dim = P,M. rv_item_main_attr = Kleur. rv_location_main_attr = Land:
      • Kopkolommen linkerdimensie: Artikelen, Kleur, Locaties, Land.
      • Koprijen bovenste dimensie: Measures, Perioden.
    • Voorbeeld 3: rv_left_dim = I,L,M. rv_top_dim = P. rv_item_main_attr = Kleur, Grootte:
      • Kopkolommen linkerdimensie: Artikelen, Kleur, Grootte, Locaties, Measures.
      • Koprijen bovenste dimensie: Perioden
    • Voorbeeld 4: rv_left_dim = I,M. rv_top_dim = P. rv_item_main_attr = Kleur, rv_location_main_attr = Land:
      • Kopkolommen linkerdimensie: Artikelen, Kleur, Measures.
      • Koprijen bovenste dimensie: Perioden.
      • Locatieattribuut: Land wordt genegeerd aangezien er geen locatiedimensie is in de kerntabel.
  • Attributen die niet kunnen worden gevalideerd, worden niet meegenomen en de betreffende extra kolom of kop wordt niet weergegeven.
  • Gebruik de elementen van elke dimensie als de rij- en kolomheaders:
    • Elementen uit de artikel- en locatiedimensies geven het opgegeven attribuut weer in de Weergavevoorkeuren van een specifieke dimensie voor de huidige gebruiker. Eenmalig gebruik: Naam, Beschrijving, (Naam) Beschrijving of Beschrijving (Naam).
    • Bij de overige dimensies waarvoor geen Weergavevoorkeuren zijn gedefinieerd, geven de elementen een default attribuut weer:
      • Artikel - omschrijving
      • Locatie - omschrijving
      • Periode - naam (periodelabel)
      • Measure - omschrijving
      • Scenario - omschrijving
      • Kernattributen - naam
    NB: De (scenario)waarden worden weergegeven in het gegevensgebied van de kerntabel, behorend bij de dwarsdoorsnede van de dimensie-elementen en de slicer-selectie.