Default apparaten definiëren

U kunt default afdrukapparaten opgeven voor het afdrukken van documenten en rapporten die in diverse afdruk- en verwerkingssessies zijn aangemaakt, zoals verzenddocumenten, uitslagadvies of magazijnbonnen.

Als de afdruk- of verwerkingssessie is gedefinieerd als een automatische activiteit van een magazijnprocedure, gebruikt LN automatisch de opgegeven default printer om de documenten tijdens het uitvoeren van de procedure af te drukken.

U kunt default afdrukapparaten opgeven in deze sessies:

  • Activiteiten per inslagorderregel (whinh2114m000)
  • Activiteiten per uitslagorderregel (whinh2124m000)
  • Activiteiten per procedure (whinh0106m000)
  • Magazijn - opslagzones (whwmd3110s000)
  • Default apparaten per gebruiker (whwmd1545m000)
  • Parameters voorraadafhandeling (whinh0100m000)

Activiteiten per procedure (whinh0106m000)

In deze sessie wordt het default afdrukapparaat opgegeven in het veld Uitvoerapparaat. Het afdrukapparaat dat in dit veld is geselecteerd, wordt gebruikt als default waarde in het veld Uitvoerapparaat in de sessie Activiteiten per inslagorderregel (whinh2114m000) en de sessie Activiteiten per uitslagorderregel (whinh2124m000).

Activiteiten per inslagorderregel (whinh2114m000)

In deze sessie wordt het default afdrukapparaat opgegeven in het veld Uitvoerapparaat.

Activiteiten per uitslagorderregel (whinh2124m000)

In deze sessie wordt het default afdrukapparaat opgegeven in het veld Uitvoerapparaat.

Magazijn - opslagzones (whwmd3110s000)

In deze sessie wordt het default afdrukapparaat opgegeven in het veld Apparaat.

Default apparaten per gebruiker (whwmd1545m000)

In deze sessie kunt u default afdrukapparaten opgeven voor verwerkingssessies, afdruksessies of rapporten voor een gebruikersaccount.

Als u een sessie wilt toevoegen waarvoor u een default uitvoerapparaat wilt selecteren, klikt u op het pictogram Nieuw en selecteert u de relevante sessie.

Parameters voorraadafhandeling (whinh0100m000)

In deze sessie wordt het default afdrukapparaat geselecteerd in het veld Apparaat als er geen default is.

Hoe het default afdrukapparaat wordt bepaald

Het afdrukapparaat dat wordt gebruikt om een document af te drukken voor een verwerkingssessie of een afdruksessie, wordt op de volgende manier bepaald:

  1. Is het selectievakje Specifieke apparaatselectie gebruiken in de sessie Gebruikersprofielen magazijnbeheer (whwmd1140s000) ingeschakeld voor de aangemelde gebruiker?

    Zo ja, dan wordt er geen default afdrukapparaat gebruikt. Nadat u in de relevante afdruksessie op de knop Afdrukken hebt geklikt, moet u een printer selecteren in een dialoogvenster.

    Zo nee, ga dan naar stap 2.

  2. Is in de sessie Activiteiten per inslagorderregel (whinh2114m000) of de sessie Activiteiten per uitslagorderregel (whinh2124m000) een afdrukapparaat opgegeven voor de activiteit?

    Zo ja, dan worden de documenten op deze printer afgedrukt.

    Zo nee, ga dan naar stap 3.

  3. Is in de sessie Magazijn - opslagzones (whwmd3110s000) een afdrukapparaat opgegeven voor de zone van de klaarzetlocatie van waaruit de goederen worden verzonden?

    Zo ja, dan worden de documenten op deze printer afgedrukt.

    Zo nee, ga dan naar stap 4.

  4. Is in de sessie Default apparaten per gebruiker (whwmd1545m000) een default printer voor de documenten opgegeven?

    Zo ja, dan worden de documenten op deze printer afgedrukt.

    Zo nee, ga dan naar stap 5.

  5. Is in de sessie Parameters voorraadafhandeling (whinh0100m000) een afdrukapparaat opgegeven?

    Zo ja, dan worden de documenten op deze printer afgedrukt.

    Zo nee, dan moet u een printer selecteren in een dialoogvenster.

NB
  • Schakel het selectievakje Specifieke apparaatselectie gebruiken in de sessie Gebruikersprofielen magazijnbeheer (whwmd1140s000) uit voor gebruikers waarvoor default afdrukapparaten beschikbaar moeten zijn.
  • De instelling van het selectievakje Gebruikersdefaults tijdens automatische verwerking toepassen in de sessie Gebruikersprofielen magazijnbeheer (whwmd1140s000) bepaalt of de instellingen die door de gebruiker zijn opgegeven, gelden voor de processen die worden uitgevoerd in de afdruk- en verwerkingssessies.