CINDI-proces

Autoproducenten gebruiken verschillende leveringsconcepten/-procedures bij het bestellen van componenten van leveranciers. Dit leidt tot procedurele en informatieve vereisten waaraan alle automobieltoeleveranciers moeten voldoen. Een van deze procedures heet CINDI, een uitgebreide procedure die vier aspecten heeft:

  • Transport-ID
  • Distributiezone/Routingcode
  • RAN-/KANBAN-nummer/ Levering call-nummer.
  • Verbruik/Bestemming

Transport-ID

Het Transport-ID wordt verzonden door de klantorganisatie als een zendingsinstructie aan de leverancier om aan te geven welke leveringen (ladingen/zendingen) er in de fabriek moeten arriveren.

Met LN kunt u de bestaande zendingsreferentie hergebruiken als het Transport-ID. Als er maar één Transport-ID per zending mag worden gebruikt, moet het selectievakje Unieke zendingreferentie per zending in de sessie Magazijnordersoorten (whinh0110m000) zijn ingeschakeld. Als er geen Transport-ID door de klant is verstrekt, maakt LN een tijdelijke ID aan omdat het verplicht is een zendingsreferentie te definiëren. Het ID kan echter handmatig worden vervangen door het definitieve Transport-ID tijdens het uitslagproces, op een latere datum. Het tijdelijke ID kan worden gemuteerd tot de status Bevroren of Verzonden voordat dit door het definitieve ID wordt vervangen.

De gebruiker is verantwoordelijk voor het tijdig vervangen van het tijdelijke ID door het definitieve ID (Zendingsreferentie) op het juiste moment.

Distributiezone/Routingcode

De leverancier kan ook worden ingelicht over de meer specifieke bestemmingen binnen de organisatie waarvoor een levering is bedoeld. Deze bestemmingen zijn gedefinieerd as de Distributiezone of Routingcode. Dit zijn de tussenliggende locaties waarnaar de goederen na ontvangst worden verplaatst, bij het losdok.

Als er een Distributiezone (of Routingcode) is verstrekt door een klantorganisatie, moet deze altijd worden gebruikt als criterium voor pakketopbouw. Voor dit doel is er een extra referentieveld toegevoegd op het verkoopafroepschema, genaamd Verpakkingsreferentie A. Het veld wordt opgepikt door de magazijnorder, uitslag en zendingsprocedure als een criterium terwijl er tijdens de zending logistieke eenheden worden gegenereerd.

De behoeften/artikelen binnen een Transport-ID die zijn bestemd voor dezelfde Distributiezone kunnen worden samengevoegd tot dezelfde logistieke eenheid; de behoeften/artikelen zijn mogelijk niet samengevoegd met artikelen/logistieke eenheden bestemd voor andere distributiezones.

De Distributiezone/Routingcode moet beschikbaar zijn als extra informatie en worden afgedrukt op etiketten en documenten, zodat het OEM-personeel direct kan vaststellen wat de (tussentijdse) bestemming van een logistieke eenheid is.

Verbruik/Bestemming

Het verbruik (POC) of de bestemming (POD) is de eindbestemming van de ontvangen goederen. Het is doorgaans de productie- of assemblagelijn waar de componenten worden gebruikt.

Als het Verbruik (POC) is gedefinieerd door de klantorganisatie en dus is opgenomen in het verkoopafroepschema, wordt de POC gebruikt als opbouwcriterium voor de logistieke eenheid. Er wordt voor elke logistieke eenheid een POC geïnitieerd. Hierdoor wordt een nieuw referentieveld Verpakkingsreferentie B toegevoegd. Het veld wordt opgehaald uit het verkoopafroepschema en kan worden opgevraagd met de optie Verdeling referenties van het menu Referenties in de sessie Uitslagorderregels (whinh2120m000) en de optie Verdeling referenties van het menu Referenties in de sessie Zendingregels (whinh4131m000).

Als er logistieke eenheden worden opgebouwd, moeten de aangemaakte children (= laagste verpakkingsniveau, een doos) artikelen bevatten voor hetzelfde verbruik/dezelfde bestemming. Artikelen kunnen alleen worden verpakt en verzonden in dezelfde doos (child) als het verbruik/de bestemming van de doos en de gepickte goederen hetzelfde is.

Voor gemakkelijke reservering in de precieze POC, moet de informatie van de POC worden afgedrukt op de verpakkingsetiketten.

RAN-/KANBAN-nummer/ Levering call-nummer

Het RAN (Registration Authorization Number) kan ook door de klantorganisatie worden verstrekt. Dit nummer kan worden gebruikt als een aanvullende constraint tijdens de opbouw van de logistieke hoofdeenheden (= hoogste verpakkingsniveau, bijvoorbeeld pallets), voor scenario's waarin slechts één KANBAN/RAN-nummer is toegestaan per logistieke hoofdeenheid. Zulke logistieke hoofdeenheden worden Homogeen genoemd; logistieke eenheden van het type multi-RAN of MixRAN worden Heterogeen genoemd.

De RAN-gegevens kunnen worden afgedrukt op de etiketten en de zendingsdocumenten.