Basisgegevens voor Callbeheer instellen

In het callverwerkingsproces worden de gegevens gebruikt die in Callbeheer gedurende de levensduur van de call zijn ingesteld. In de basisgegevens van Callbeheer kunt u vaste gegevens definiëren, zoals responstijden, callgroepen, prioriteitstijdschalen, factuurintervallen en bepaalde callparameters.

Basisgegevens instellen

Als u de basisgegevens voor Callbeheer wilt instellen, voert u de volgende stappen uit:

  1. Callparameters definiëren.

    In de sessie Parameters calls (tsclm0100m000) kunt u parameters instellen om het volgende te bereiken:

    • Het logbestand voor mutaties verwijderen nadat een call is geaccepteerd.
    • Serviceordernummers koppelen. Als u een serviceorder voor een call genereert, komt het serviceordernummer overeen met het nummer van de call op basis waarvan de serviceorder is gegenereerd.
    • Reparatieverkoopordernummers koppelen. Als u een reparatieverkooporder voor een call genereert, komt het reparatieordernummer overeen met het nummer van de call op basis waarvan het ordernummer is gegenereerd.
    • De factuurintervallen en typen dekkingen definiëren.
    • Responstijden definiëren voor alle calls in de module Callbeheer die niet onder een contract vallen of waarbij voor de verkopen-aan relatie geen default responstijd is ingesteld.
    • Aangeven of de periode van de start van de oplossing of de periode van het einde van de oplossing moeten worden meegenomen in tijdsberekeningen op serviceorderniveau. Deze instelling wordt eveneens gebruikt bij de berekening van de werkelijke tijd die voor de oplossing van een call resteert.
    • U kunt prioriteiten in combinatie met de responstijden van calls gebruiken om de reactietijd, de starttijd van oplossingen en de eindtijd van oplossingen te berekenen.
    • Calls signaleren en blokkeren als voor de factureren-aan relatie de kredietlimiet is overschreden, de kredietcontrole achterstallig is, de factuur achterstallig is of de relatie dubieus is.
    • De gebruiker melden dat er bestaande calls aanwezig zijn voor de verkopen-aan relatie, voor de installatiegroep of voor het seriedragende artikel. Wanneer u een nieuwe call registreert, meldt LN de calls die eerder zijn geregistreerd voor de verkopen-aan relatie, de installatiegroep of het seriedragende artikel.
  2. U kunt de sessie Responstypen (tsclm0120m000) gebruiken om responstijden te muteren. De module Callbeheer maakt op de volgende manier gebruik van responstijden:

    Wanneer u een call registreert, wijst LN een responstijd toe aan de call met behulp van de volgende zoekcriteria:

    • Als de installatiegroep of het artikel van de call wordt gedekt door een servicecontract, is de responstijd van de call de responstijd die is gedefinieerd voor het servicecontract.
    • Als er geen servicecontract is gedefinieerd voor de call (of als er geen responstijd is gedefinieerd voor het servicecontract), wijst LN de code voor de responstijd toe die is gedefinieerd voor de verkopen-aan relatie van de call.
    • Als er geen code voor een responstijd is gedefinieerd voor de verkopen-aan relatie van de call, wijst LN de responstijdcode toe die is gedefinieerd in de sessie Parameters calls (tsclm0100m000).
  3. Met de sessie Prioriteittijdschaal (tsclm0124m000) kunt u een bereik van perioden opgeven. LN gebruikt deze perioden om de aanvangsprioriteit en de werkelijke prioriteit van een call te bepalen in de sessie Call (tsclm1100m000). De prioriteit van een call wordt bepaald door de opgegeven periode waarin de eerste resterende oplossingstijd en de werkelijke oplossingstijd voor de call vallen.
  4. Gebruik de sessie Callgroepen (tsclm0150m000) om callgroepen op te vragen en te definiëren.
  5. Gebruik de sessie Factuurintervallen (tsclm0170m000) om factuurintervallen te definiëren en te muteren. Tijdsintervallen voor facturering worden in Service gebruikt om te bepalen welk deel van de tijd (indien van toepassing) die is besteed aan het oplossen van calls, uiteindelijk aan de relatie zal worden gefactureerd.