Een installatiegroep definiëren

U kunt een installatiegroep en de structuur ervan handmatig definiëren, of u kunt installatiegroepen genereren op basis van:

  • Servicestuklijsten
  • Inkooporders
  • Verkooporders
  • Projectspecificatiestructuren
  • Elementenstructuren

U kunt een installatiegroep definiëren als een locatie voor een groep seriedragende artikelen. De belangrijkste gegevens van een installatiegroep zijn de locatiegegevens en de servicecentergegevens. De andere gegevens fungeren alleen als default gegevens voor de seriedragende artikelen op de lagere niveaus.

U kunt installatiegroepen op de volgende manieren aanmaken:

  • Handmatig, in de sessie Installatiegroepen (tsbsc1100m000).
  • Automatisch, gegenereerd door LN

Een installatiegroep handmatig aanmaken

U kunt de sessie Installatiegroepen (tsbsc1100m000) gebruiken om een installatiegroep aan te maken.

Houd rekening met de volgende punten:

  • Eigendom

    U moet aangeven wie eigenaar is van de installatiegroep. Als de installatiegroep eigendom is van een relatie, selecteert u de relatie in het veld Eigenaar. Als uw bedrijf eigenaar is van de installatiegroep, laat u het veld Eigenaar leeg en selecteert u op het veld Afdeling het bedrijfsonderdeel dat eigenaar is van de installatiegroep. (Bijvoorbeeld de afdeling die de productiemachine gebruikt.)
  • LN leidt de verkopen-aan relatie of de afdeling die eigenaar is van de installatiegroep af van de Verkopen-aan relaties (tccom4510m000)
  • Als het selectievakje Rayons in de sessie Algemene parameters Service (tsmdm0100m000) ingeschakeld is, moet u het rayon invoeren.

Een installatie aanmaken

Voor een lijst met seriedragende artikelen die bij een installatiegroep hoort, moet u een installatie definiëren.

Ga als volgt te werk om installaties aan te maken voor de installatiegroep:

  1. Klik in het betreffende menu van de sessie Installatiegroepen (tsbsc1100m000) op Regel. De sessie Installaties (tsbsc1110m000) wordt gestart.
  2. Klik in de sessie Installaties (tsbsc1110m000) op Nieuw.
  3. Voer de gegevens over de installatie in.