Productvarianten configureren en productstructuren genereren

De procedure voor het configureren van productvarianten en het genereren van productvariantstructuren bestaat uit een aantal afzonderlijke stappen.

De procedure voor het configureren van productvarianten verschilt afhankelijk van de module waardoor de procedure is gestart:

  • Productconfiguratie (PCF) in Productie
  • Verkoopbeheer in Orderbeheer
  • Projectenbeheer (PCS) in Productie
  • Begroting in Project
  • Projectplanning en projectbehoefte (PSS) in Project

Als u een productvariant start vanuit Productconfiguratie, moet u een productvariantcode definiëren voordat u start met de configuratie. De productvariant heeft de referentiesoort Standaardvariant.

In de overige modules genereert LN een productvariantcode en kunt u onmiddellijk starten met de configuratie. De productvariant heeft een van de volgende referentiesoorten: VerkoopofferteVerkooporderBegrotingPCS-projectStandaardvariant of Project.

Configureren

De configuratieprocedure wordt beschreven in de volgende paragrafen:

  • Een productvariant configureren
  • Een optiewaarde selecteren
  • Een optiewaarde valideren
  • Een optieset valideren
  • Een productvariant valideren

Een productvariant configureren

  1. Open de sessie Productvarianten (tipcf5501m000) en start de detailsessie.

  2. Bepaal voor welk generiek artikel u een productvariant wilt configureren.
  3. Start de configuratieprocedure vanuit de detailsessie Productvarianten (tipcf5501m000).
  4. LN leest de generieke configuratiestructuur en zoekt naar de optieset boven in de productstructuur.
  5. Als de optieset aanwezig is, wordt deze weergegeven in de sessie Productconfigurator (tipcf5120m000); ga naar stap 6. Als de optieset niet aanwezig is, worden in de sessie Productconfigurator (tipcf5120m000) geen gegevens weergegeven; ga naar stap 10.
  6. LN leest de eerste optieset van het generieke artikel. Zie de paragraaf Optiesets lezen.
  7. Klik op het veld Optie van een productkenmerk. Dubbelklik op '...' om de geldige opties weer te geven. De opties worden weergegeven in de sessie Opties per productkenmerk en configureerbaar artikel (tipcf1110m000). Selecteer de gewenste optiewaarde. Zie de paragraaf Een optiewaarde selecteren.
  8. LN valideert de geselecteerde optiewaarde. Zie de paragraaf Een optiewaarde valideren.
  9. Herhaal de stappen 7 en 8 voor elk nieuw kenmerk. Nadat u een optie hebt geselecteerd voor elk productkenmerk, valideert LN de gehele optieset. Zie de paragraaf Een optieset valideren.
  10. Klik op de knop Volgende groep om LN te laten zoeken naar de volgende optieset (op een lager niveau) voor het artikel.
  11. LN zoekt de volgende optieset en voert de constraintsectie Validatie uit voor de componenten van de generieke stuklijst.
  12. LN controleert of er een andere optieset beschikbaar is op dit niveau. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 5. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 13.
  13. LN valideert de productvariant. Zie de paragraaf Een productvariant valideren.

Optiesets lezen

  1. LN leest de productkenmerken van het generieke artikel en zoekt het eerste productkenmerk (de eerste optieset) van het generieke artikel boven in de structuur.
  2. LN controleert of er een productconstraint aan het productkenmerk is gekoppeld. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 5. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 7.
  3. LN leest de productconstraint en voert de constraintsectie Vóór invoer uit.
  4. LN controleert of de invoer of weergave van optiewaarden is toegestaan. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 5. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 6.
  5. LN controleert of er nog meer kenmerken zijn waarvoor de stappen 2 tot en met 4 moeten worden uitgevoerd. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 8. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 7.
  6. Als de invoer van een optiewaarde niet is toegestaan, initialiseert LN de optie met de waarde die is gedefinieerd in de constraintsectie Vóór invoer en vervolgt de procedure vanaf stap 8. Als de invoer en de weergave niet zijn toegestaan voor elk van de opties, schakelt LN het optieveld uit. Dergelijke optiesets worden onzichtbare optiesets genoemd. Onzichtbare optiesets zijn optiesets waarbij de invoer of weergave van een optiewaarde voor geen enkel productkenmerk is toegestaan. Deze onzichtbare optiesets worden automatisch geïnitialiseerd en vervolgens gevalideerd door de Productconfigurator.
  7. Selecteer de optiewaarden. Optiewaarden worden verder besproken in de paragraaf Een optiewaarde selecteren.
  8. LN zoekt het volgende productkenmerk van de eerste optieset.

Een optiewaarde selecteren

  1. Dubbelklik op het veld Optie van het productkenmerk waarvoor u een optiewaarde wilt selecteren.
  2. LN controleert of een productconstraint aan het productkenmerk is gekoppeld. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 5. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 5.
  3. LN leest de productconstraint en voert de constraintsectie Vóór invoer uit.
  4. LN controleert of de invoer of weergave van optiewaarden is toegestaan. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 5. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 6.
  5. Zoom naar de toegestane opties. Klik op '...' om alle geldige kenmerken weer te geven in de sessie Opties per productkenmerk en configureerbaar artikel (tipcf1110m000). Om de lijst met toegestane opties samen te stellen, voert LN de constraintsectie Validatie uit van de desbetreffende constraints voor elke beschikbare optie. Ga door met stap 7.
  6. Als de invoer van een optiewaarde niet is toegestaan, initialiseert LN de optie met de waarde die is gedefinieerd in de constraintsectie Vóór invoer. Ga door met de procedure vanaf stap 9.
  7. Selecteer de optiewaarde.
  8. LN valideert de geselecteerde optiewaarde. Zie de paragraaf Een optiewaarde valideren.
  9. Controleer of er een ander productkenmerk beschikbaar is waarvoor opties moeten worden geselecteerd. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 1. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 10.
  10. LN valideert de optieset. Zie de paragraaf Een optieset valideren.

Een optiewaarde valideren

De optiewaarde wordt alleen gevalideerd als:

  • De invoer van een optiewaarde voor het productkenmerk is toegestaan.
  • De optiewaarde niet leeg is.
  1. LN controleert of de opties selectief zijn (dat wil zeggen of het gaat om een set optiewaarden waarvan u er één kunt kiezen) of dat u zelf een waarde moet invoeren. Als de opties selectief zijn, ga dan verder met stap 2. Als de opties niet selectief zijn, ga dan verder met stap 3.
  2. Als een productkenmerk selectieve opties heeft, controleert LN of de geselecteerde optiewaarde onderdeel uitmaakt van een set die aan het kenmerk is toegekend. Vervolgens controleert LN of de selectiedatum binnen de geldigheidsperiode van de optie valt.
  3. Als een productkenmerk geen selectieve opties heeft, controleert LN of de ingevoerde optiewaarde binnen het optiewaardedomein valt.
  4. LN leest de productconstraint en voert de constraintsectie Validatie uit waarmee wordt bepaald of de geselecteerde optiewaarde is toegestaan.
  5. LN controleert of de geselecteerde optiewaarde is toegestaan. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 6. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 7.
  6. Dubbelklik op het veld Optie van het volgende productkenmerk.
  7. Als u een waarde hebt ingevoerd die niet is toegestaan, kunt u de desbetreffende constraintexpressie aanroepen.
  8. U kunt een uitgebreide omschrijving of verklarende tekst opnemen die betrekking heeft op de productvariantoptie. Selecteer hiervoor het record in de sessie Opties per productkenmerk en configureerbaar artikel (tipcf1110m000) en klik op Tekst.

Een optieset valideren

De validatie van een optieset vindt plaats voor elk productkenmerk van de productvariantoptieset. LN voert deze stap uit voordat naar een andere optie wordt gezocht en het configuratieproces wordt beëindigd.

  1. LN leest het eerste productkenmerk van de optieset.
  2. LN leest de productconstraint en voert de constraintsectie Vóór invoer uit.
  3. LN controleert of de invoer of weergave van optiewaarden is toegestaan. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 4. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 5.
  4. LN controleert of de opties selectief zijn. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 7. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 8.
  5. Als de invoer van een optiewaarde niet is toegestaan, initialiseert LN de optie met de waarde die is gedefinieerd in de constraintsectie Vóór invoer.
  6. LN voert de constraintsectie Parametervervanging uit. U kunt de optie een vaste waarde geven in deze constraintsectie. Deze waarde kan worden berekend met behulp van een formule.
  7. Als het productkenmerk selectieve opties heeft, controleert LN of de geselecteerde optiewaarde deel uitmaakt van een set die aan het productkenmerk is toegekend. Vervolgens controleert LN of de selectiedatum binnen de geldigheidsperiode van de optie valt.
  8. Als een productkenmerk geen selectieve opties heeft, controleert LN of de geselecteerde optie binnen het optiewaardedomein valt.
  9. LN leest de productconstraint en voert de constraintsectie Validatie uit waarmee wordt bepaald of de geselecteerde optiewaarde is toegestaan.
  10. LN controleert of de geselecteerde optiewaarde is toegestaan. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 11. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 12.
  11. LN leest het volgende productkenmerk van de optieset.
  12. Als u een optiewaarde hebt geselecteerd die niet is toegestaan, kunt u de optiewaarde corrigeren.

Een productvariant valideren

De productvariant wordt alleen gevalideerd als u een toegestane optiewaarde hebt geselecteerd voor elk productkenmerk van elke optieset.

NB

U kunt een reeks productvarianten valideren met de sessie Productvarianten valideren (tipcf5200m000).

Genereren

Een geconfigureerde productvariant kunt u genereren met behulp van de volgende sessies:

  • (Project)structuur voor productvariant genereren (tipcs2220m000).
  • Structuur van PCS-budget voor verkoopoffertes genereren (tdsls1201m100).
  • Structuur van PCS-project voor verkooporders genereren (tdsls4244m000).

De procedure voor het genereren wordt beschreven in de volgende paragrafen:

  • Een productvariantstructuur genereren
  • Artikelgegevens genereren
  • Een variant-routing genereren
  • Een inkoop-/verkoopprijs genereren

Een productvariantstructuur genereren

  1. Selecteer de productvariant waarvoor u de productvariantstructuur wilt genereren.
  2. Klik op Genereren om de procedure te starten.
  3. LN leest de generieke productstructuur en zoekt het eerste artikel boven in de structuur.
  4. LN leest de productconstraint die aan de stuklijstcomponent is gekoppeld en voert de constraintsectie Validatie uit.
  5. LN bepaalt of het artikel deel uitmaakt van de generieke productstructuur. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 6. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 7.
  6. LN leest de artikelsoort van het artikel. Als de soort Generiek is, ga dan verder met stap 8. Als het om een andere artikelsoort gaat, ga dan verder met stap 7.
  7. LN zoekt het volgende artikel op dit niveau.
  8. LN zoekt de productvariant en leest de geselecteerde kenmerken en opties.
  9. LN neemt het artikel op in de variantstructuur.
  10. LN zoekt de productvariantstructuur op basis van de geselecteerde kenmerken en opties. Achtereenvolgens wordt het volgende gegenereerd: artikelgegevens van de productvariant, inkoop-/verkoopprijs, stuklijst en routing. Zie de volgende paragrafen voor meer informatie.
  11. LN controleert of het artikel een generiek artikel, een inkoopartikel of een maakartikel is. Als het artikel een Maakdeel is, ga dan verder met stap 7. Als het artikel een Inkoopdeel is, ga dan verder met stap 12.
  12. LN zoekt het volgende artikel op het volgende lagere niveau. De procedure wordt hervat vanaf stap 4.
  13. LN genereert de artikelgegevens, de inkoop- en verkoopgegevens, de stuklijst en de routing van de productvariant.

Artikelgegevens genereren

  1. LN leest de eerste regel van de generieke artikelgegevens.
  2. LN leest de productconstraint en voert de constraintsectie Validatie uit.
  3. LN stelt vast of het artikelgegevenselement kan worden opgenomen in de variantstructuur. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 4. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 5.
  4. LN neemt het gegevenselement op in de productvariantstructuur.
  5. LN leest de volgende regel van de artikelgegevens.
  6. LN leest de eerste component van de generieke stuklijst.
  7. LN leest de productconstraint en voert de constraintsectie Validatie uit.
  8. LN stelt vast of de component kan worden opgenomen in de variantstructuur. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 4. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 5.
  9. LN voert de constraintsectie Parametervervanging uit. Met behulp van de formules van deze constraintsectie berekent LN de lengte, breedte, het aantal eenheden en de nettohoeveelheid van een stuklijstcomponent.
  10. LN neemt de stuklijstcomponent op in de productvariantstructuur.
  11. LN leest de volgende component.

Een variant-routing genereren

  1. LN leest de eerste bewerking van de variant-routing.
  2. LN leest de productconstraint en voert de constraintsectie Validatie uit.
  3. LN stelt vast of de bewerking kan worden opgenomen in de variantstructuur. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 4. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 5.
  4. LN voert de constraintsectie Parametervervanging uit. Met behulp van de formules van deze constraintsectie berekent LN de omsteltijd en de doorlooptijd voor de bewerking.
  5. LN neemt de bewerking op in de productvariantstructuur.
  6. LN leest de volgende bewerking.

Een inkoop-/verkoopprijs genereren

  1. LN leest de eerste regel van de generieke prijslijst.
  2. LN leest de productconstraint en voert de constraintsectie Validatie uit.
  3. LN stelt vast of de prijslijstregel kan worden opgenomen in de prijsstructuur van de productvariant. Als dat het geval is, ga dan verder met stap 4. Als dat niet het geval is, ga dan verder met stap 5.
  4. LN voert de constraintsectie Parametervervanging uit. Met behulp van de formules in deze constraintsectie berekent LN de inkoop-/verkoopprijs of het toeslag-/kortingspercentage.
  5. LN neemt de prijslijstregel op in de inkoop-/verkoopprijsstructuur van de productvariant.
  6. LN leest de volgende prijslijstregel.

Productvarianten configureren die configureerbare inkoopartikelen bevatten

U kunt productvarianten configureren die configureerbare inkoopartikelen bevatten. Met een configureerbaar artikel kunt u een artikelstructuur aanmaken die een configureerbaar halffabrikaat bevat. Het ingekochte halffabrikaat wordt net als andere assemblagedelen aan de assemblagelijn afgegeven.

Zie de volgende onderwerpen voor meer informatie over het inkopen van configureerbare artikelen in de module Assemblagebeheer:

  • Geconfigureerde artikelen in Assemblagebeheer inkopen - basisgegevens instellen
  • Geconfigureerde artikelen in Assemblagebeheer inkopen - stuklijst instellen
  • Productvarianten - configureerbare inkoopartikelen