Netwerkroutings

Een eenvoudige routing bevat alleen sequentieel geordende bewerkingen. Een netwerkrouting kan sequentieel geordende bewerkingen en parallelle bewerkingen bevatten.

LN biedt drie manieren voor het definiëren van parallelle bewerkingen:

  • Handmatig in de sessie Bewerkingsrelaties per order (tisfc1102m000).
  • Door phantom-componenten in te voegen die een routing hebben.
  • Door parallelle bewerkingen te definiëren in de sessie Bewerkingen jobshop-routing (tirou4101m000) of Generieke routing (tipcf3120m000).
NB
  • Als de parameters Vestigingen en Jobshop per vestiging in Conceptactivering (tcemm4600m000) de status In voorbereiding of Actief hebben, worden routings gemuteerd op vestigingsniveau.

  • Alleen convergerende netwerkroutings worden ondersteund: twee bewerkingen kunnen een algemene vervolgbewerking hebben, maar kunnen geen algemene voorgaande bewerking hebben. Elke netwerkrouting heeft één laatste bewerking.

Handmatig parallelle bewerkingen definiëren

Als u handmatig parallelle bewerkingen in de productieorderplanning wilt definiëren, gaat u als volgt te werk:

  1. Maak een productieorder aan met een sequentieel geordende routing.
  2. Start de sessie Bewerkingsrelaties per order (tisfc1102m000).
  3. Voer voor elke bewerking het nummer van de volgende bewerking in op het veld Vervolgbewerking. Voer voor de laatste bewerking van de productieorder de waarde 0 in.

Parallelle bewerkingen definiëren met phantom-componenten

Als u een routing wilt definiëren waarbij een secundaire tak halverwege het proces aan de hoofdrouting wordt toegevoegd, gaat u als volgt te werk:

  1. Definieer een phantom-artikel dat het halffabrikaat vertegenwoordigt dat in de secundaire routingtak wordt aangemaakt.
  2. Definieer de routing van het phantom-artikel (de secundaire tak).
  3. Voeg de phantom toe aan de jobshop-stuklijst van het hoofdartikel.
  4. Open de sessie Jobshop-stuklijsten (tibom3100m000) en koppel de phantom aan de bewerking die na de secundaire tak van de routing komt.

    U kunt de phantom ook voor elke routing aan een specifieke bewerking koppelen. Dit doet u in de sessie Stuklijstregel - materiaal/routing-relaties (tibom0140m000).

In LN wordt de routing van het phantom-artikel met de routing van het hoofdartikel verbonden direct vóór de bewerking van het hoofdartikel dat aan de phantom is gekoppeld. Zie voor meer informatie Voorbeeld van netwerkrouting.

Als u een bewerking voor een specifieke productieorder aan een phantom wilt koppelen, geeft u in de sessie VC materialen (ticst0101m000) de betreffende bewerking op in het veld Bewerking. Zie Voorbeeld van netwerkrouting voor meer informatie.

Parallelle bewerkingen in een routing definiëren

Indien u het selectievakje Parallelle bewerkingen in routing toestaan in de sessie Parameters basisgegevens jobshop (tirou0100m000) hebt ingeschakeld, kunt u parallelle routings definiëren in de sessie Bewerkingen jobshop-routing (tirou4101m000).

Ga als volgt te werk om parallelle bewerkingen in een routing te definiëren:

  1. Voordat u de bewerkingen invoert, moet u globaal de volgorde van de bewerkingen (van de eerste tot de laatste bewerking) bepalen. Zorg dat bewerkingen niet worden gevolgd door bewerkingen die eerder moeten worden uitgevoerd.
  2. Start de sessie Bewerkingen jobshop-routing (tirou4101m000).
  3. Definieer alle routingbewerkingen. Laat op het veld Vervolgbewerking de default waarde staan (nul).
  4. Voer op het veld Vervolgbewerking voor elke bewerking de volgende bewerking in die moet worden uitgevoerd.

    Het bewerkingsnummer van de volgende bewerking moet groter zijn dan het nummer van de huidige bewerking. Bewerking 40 kan bijvoorbeeld niet na bewerking 50 worden uitgevoerd.

    Voer voor de laatste bewerking 0 (nul) in op het veld Vervolgbewerking.

Als u de routing hebt voltooid, valideert u de routing en corrigeert u eventuele fouten. Als u de routing wilt valideren, klikt u in het betreffende menu op Volgorde valideren.

NB

Wanneer een productieorder is aangemaakt, valideert LN de routing en wordt de verwerking gestopt als de routing fouten bevat.

Parallelle bewerkingen in een generieke routing definiëren

De procedure voor het definiëren van parallelle bewerkingen in een generieke routing is min of meer gelijk aan de procedure voor normale routings. Het verschil is dat u in plaats van de sessie Routingbewerkingen (tirou1102m000) de sessie Generieke routing (tipcf3120m000) moet gebruiken.

Waarschuwing
Als u een bewerking hebt opgegeven op het veld Vervolgbewerking en die bewerking voor een bepaalde productvariant wordt overgeslagen, wordt deze bewerking in LN niet automatisch door de juiste bewerking vervangen. LN Selecteert de bewerking met het volgende (hogere) bewerkingsnummer, niet de bewerking die na de overgeslagen bewerking komt. Nadat LN de routing voor de productvariant heeft gegenereerd, corrigeert u de bewerkingsvolgorde voor het klantspecifieke artikel of het geconfigureerde standaardartikel in de sessie Routingbewerkingen (tirou1102m000).