Lijnsegmenten

Start Productie > Assemblagebeheer > Assemblagelijnen > Lijnsegmenten (tiasl1540m000).

Deze sessie kunt u gebruiken om lijnsegmenten te definiëren. Lijnsegmenten moeten altijd beginnen met een buffer. Een lijnsegment moet een buffer bevatten. De aanwezigheid van één of meer lijnstations is optioneel, maar doorgaans bevat een lijnsegment lijnstations. U kunt deze sessie gebruiken om de medewerker (segmentplanner) op te vragen of te bewerken die verantwoordelijk is voor de planning van een bepaald lijnsegment.

Lijnsegmenten koppelen aan assemblagelijnen

Start Productie > Assemblagebeheer > Assemblagelijnen > Assemblagelijnen (tiasl1530m000).

Als u lijnsegmenten wilt koppelen aan assemblagelijnen, voert u de volgende stappen uit:

  1. Selecteer uw hoofdassemblagelijn. Start de sessie Assemblagelijn - lijnsegmenten (tiasl1541m000) via het betreffende menu.
  2. Koppel lijnsegmenten in de juiste volgorde aan de hoofdassemblagelijn.
NB

Koppel de aanvoerlijn aan een parent-lijn door het laatste lijnsegment van een aanvoerlijn aan het lijnsegment van de parent-lijn te koppelen. Het laatste lijnstation van een aanvoerlijn moet worden gekoppeld aan het aanvoerende lijnstation van de parent-lijn.

Stations koppelen aan lijnsegmenten

Start Productie > Assemblagebeheer > Lijnsegmenten > Lijnsegmenten (tiasl1540m000).

Als u stations wilt koppelen aan lijnsegmenten, voert u de volgende stappen uit:

  1. Selecteer het lijnsegment en selecteer de stations via het betreffende menu. De sessie Lijnsegment - stations (tiasl1550m000) wordt gestart.
  2. Koppel de buffer en de lijnstations die zijn gedefinieerd voor het segment aan uw lijnsegment.

In de sessie Lijnsegment - stations (tiasl1550m000) kunt u de lijnstations van een segment van een assemblagelijn en de onderlinge relaties ervan opvragen of wijzigen. U kunt zowel de huidige geldige stations als alle stations van een lijnsegment opvragen.

U kunt lijnstations koppelen in de sessie Afdelingen (tirou0101m000). Met de detailsessie kunt u vastleggen welke lijnstations aan welk segment zijn gekoppeld. Als u PCF gebruikt, kunt u de met procedure Lijngegevens van Configurator vastleggen welke lijnstations aan welk segment zijn gekoppeld.

NB

De volgorde van lijnstations begint met de buffer van het huidige lijnsegment, en eindigt met de buffer die hoort bij het volgende lijnsegment.

Het laatste lijnstation van het laatste lijnsegment van een aanvoerlijn kan worden gekoppeld aan een lijnstation dat deel is van een lijnsegment van de hoofdassemblagelijn. Met deze koppeling geeft u aan welk lijnstation van de hoofdassemblagelijn het geassembleerde artikel aangeleverd krijgt van de aanvoerlijn.