Een aanvoerlijn aan meerdere parent-lijnen koppelen (structuur met afwijkende assemblagelijnen)

In de huidige zakelijke omgeving ontplooien OEM's (Original Equipment Manufacturers) steeds meer activiteiten op wereldwijde schaal. Dit wil zeggen dat de assemblage van een eindproduct op één bepaalde geografische locatie plaatsvindt, terwijl de componenten ervan op een of meer andere geografische locaties worden geassembleerd. Na assemblage worden de componenten overgebracht naar uiteenlopende locaties waar de uiteindelijke assemblage van het eindproduct plaatsvindt. Om deze vereiste te modelleren is het in LN mogelijk om een structuur met afwijkende assemblagelijnen te definiëren. In structuren met afwijkende assemblagelijnen kunt u één assemblagelijn aan meerdere assemblagelijnen koppelen.

Voorbeeld

Hieronder ziet u een afbeelding van een structuur met afwijkende assemblagelijnen, waarbij één aanvoerlijn aan meerdere hoofdassemblagelijnen is gekoppeld. In dit voorbeeld is aanvoerlijn E gekoppeld aan de hoofdlijnen A en B. Aanvoerlijn F is gekoppeld aan hoofdlijnen B en C. Aanvoerlijn F bevindt zich in een ander geografisch gebied dan hoofdlijn B.

NB

De lijnen kunnen zich fysiek op uiteenlopende geografische locaties bevinden, maar zijn logisch aan één structuur met assemblagelijnen gekoppeld.

NB

Afwijkende assemblagelijnen kunt u zowel voor multi-company als voor single-company simulaties modelleren. In een multi-company assemblagesimulatie kunt u een structuur met afwijkende assemblagelijnen in het basisbedrijf definiëren en deze structuur naar andere bedrijven repliceren.

Een aanvoerlijn aan meerdere parent-lijnen koppelen

U moet een aanvoerlijn op de volgende twee niveaus aan parent-lijnen koppelen:

  1. Lijnsegment

  2. Lijnstation

Voorbeeld

In het volgende voorbeeld ziet u een structuur met afwijkende aanvoerlijnen waarin een aanvoerlijn aan twee verschillende parent-lijnen is gekoppeld.

Aanvoerlijn Z is gekoppeld aan hoofdlijnen A en B
A Eerste parent-lijn (hoofdassemblagelijn)
B Tweede parent-lijn
Z Aanvoerlijn voor hoofdlijnen A en B
S1A tot S3A Aaneengesloten lijnsegmenten op hoofdlijn A
L1A tot L3A Aaneengesloten lijnstations op hoofdlijn A
S1Z tot S2Z Aaneengesloten lijnsegmenten op aanvoerlijn Z
L1Z tot L2Z Aaneengesloten lijnstations op aanvoerlijn Z
S1B tot S3B Aaneengesloten lijnsegmenten op hoofdlijn B
L1B tot L3B Aaneengesloten lijnstations op hoofdlijn B
Omgekeerde driehoek Buffer

Lijnsegment

Op lijnsegmentniveau kunt u het laatste lijnsegment van de aanvoerlijn koppelen aan lijnsegmenten die zich op verschillende parent-lijnen bevinden.

In het voorbeeld hierboven kan het laatste lijnsegment (S2Z) van aanvoerlijn Z zowel worden gekoppeld aan lijnsegment S3A op hoofdlijn A als aan lijnsegment S3B op hoofdassemblagelijn B.

Lijnsegment Volgend lijnsegment
Segment S1Z Segment S2Z
Segment S2Z Segment S3A
Segment S2Z Segment S3B
NB
  • Het is niet mogelijk om een lijnsegment aan meer dan één lijnsegment van dezelfde assemblagelijn te koppelen. In het voorbeeld hierboven kan het laatste lijnsegment S2Z van aanvoerlijn Z niet aan zowel segment S2A als aan segment S3A op hoofdlijn A worden gekoppeld.

  • Alleen het laatste lijnsegment van de aanvoerlijn kan worden gekoppeld aan meerdere volgende segmenten op verschillende lijnen. In het voorbeeld hierboven kan alleen segment S2Z van aanvoerlijn Z worden gekoppeld aan segment S3A op hoofdlijn A en aan segment S3B op hoofdlijn B.

Lijnstation

Op lijnstationniveau kunt u het laatste station van de aanvoerlijn koppelen aan lijnstations die zich op verschillende parent-lijnen bevinden.

In het voorbeeld hierboven kan het laatste station L2Z van aanvoerlijn Z zowel worden gekoppeld aan lijnstation L3A op hoofdlijn A als aan lijnstation L3B op hoofdlijn B.

Station Volgend station
Buffer van segment S2Z Station L2Z
Station L2Z Station L3A op hoofdlijn A
Station L2Z Station L3B op hoofdlijn B
NB
  • Het is niet mogelijk om een lijnstation aan meer dan één lijnstation van dezelfde assemblagelijn te koppelen. In het voorbeeld hierboven kan het laatste lijnstation L2Z van aanvoerlijn Z niet aan zowel station L2A als aan station L3A op hoofdlijn A worden gekoppeld.

  • Alleen het laatste lijnstation van de aanvoerlijn kan aan meerdere volgende lijnstations worden gekoppeld. In het voorbeeld hierboven kan alleen station L2Z van aanvoerlijn Z worden gekoppeld aan station L3A op hoofdlijn A en aan station L3B op hoofdlijn B.

Een aanvoerlijn aan meerdere aanvoerlijnen koppelen

Het is mogelijk om een netwerk van assemblagelijnen met de volgende typen aanvoerlijnstructuren te modelleren:

  • Samenvallend: u kunt één assemblagelijn (bijvoorbeeld de lijn die als aanvoerlijn fungeert) koppelen aan slechts één assemblagelijn die als aanvoerlijn of als hoofdlijn fungeert.

  • Afwijkend: u kunt één assemblagelijn aan meerdere assemblagelijnen koppelen. Bijvoorbeeld één aanvoerlijn die aan meerdere hoofdassemblagelijnen is gekoppeld.

NB

Het is niet mogelijk om een assemblagelijnstructuur met parallelle assemblagebewerkingen te modelleren.

Als een gebruiker tijdens de configuratie van een artikel een productmodel heeft geselecteerd waarin de routing van halffabricaten wordt bepaald op basis van de configuratie van het hoofdassemblageartikel, is het mogelijk om een netwerkmodel van assemblagelijnen te definiëren waarin assemblagelijnen parallel zijn gemodelleerd. Een voorbeeld van een dergelijk productmodel is als voor het geassembleerde eindproduct gebruik kan worden gemaakt van zowel deel X1 als van deel X2 die elk door een andere assemblagelijn worden geleverd. Als vervolgens na de configuratie de routing wordt bepaald, wordt gecontroleerd of de geselecteerde routing geen assemblagelijnen bevat die parallel zijn gemodelleerd. Als parallel gemodelleerde assemblagelijnen worden aangetroffen, geeft het systeem aan dat de desbetreffende assemblagestructuur niet kan worden gegenereerd. Als gevolg daarvan kan de specifieke configuratie niet worden samengesteld.

In de bovenstaande afbeelding ziet u een assemblagelijnstructuur met twee parallel gemodelleerde lijnen. Op basis van de geselecteerde configuratie van het geassembleerde hoofdartikel Z (een configuratie van Z met X1 of met X2) wordt aanvoerlijn C1 of C2 opgenomen in het netwerkmodel van assemblagelijnen. Het is niet mogelijk of meerdere lijnen te selecteren als lijnen parallel zijn gemodelleerd.

  • Als optie X1 wordt geselecteerd bij de configuratie van hoofdartikel Z, wordt assemblagelijn C2 uitgesloten. De routing bevat hoofdaanvoerlijn C3 waarmee artikel Y aan aanvoerlijn C1 wordt geleverd. Aanvoerlijn C1 gebruikt artikel Y voor de productie van halffabricaat X1 dat aan hoofdlijn M wordt geleverd. M is de roll-off lijn voor eindproduct Z. Deze routing bevat geen parallelle assemblagelijnen.

  • Als optie X2 wordt geselecteerd bij de configuratie van hoofdartikel Z, wordt assemblagelijn C1 uitgesloten. De routing bevat hoofdaanvoerlijn C3 waarmee artikel Y aan aanvoerlijn C2 wordt geleverd. Aanvoerlijn C2 gebruikt artikel Y voor de productie van halffabricaat X2 dat aan hoofdlijn M wordt geleverd. M is de roll-off lijn voor hoofdartikel Z. Deze routing bevat geen parallelle assemblagelijnen.

NB

Alleen aanvoerlijnen waarvoor het selectievakje Configuratieafhankelijk in de sessie Assemblagelijnen (tiasl1530m000) is ingeschakeld, kunnen door het systeem worden opgenomen of uitgesloten. Zie voor meer informatie Selectie van assemblagelijnen — parameter Configuratieafhankelijk

Voorbeeld

In dit voorbeeld moet het geassembleerde eindproduct Z halffabrikaat X1 of X2 bevatten die elk door een andere assemblagelijn worden geleverd.

Parallelle assemblagebewerkingen- alleen toegestaan tijdens het configureren van artikelen
Z Geconfigureerd hoofdeindproduct (hoofdartikel)
X1 of X2 Halffabricaten.
Y Deel Y is vereist voor productie van X1 of X2
C3 Hoofdaanvoerlijn die Y levert aan C1 en C2
C1 Hoofdaanvoerlijn voor artikel X1 dat wordt geleverd aan hoofdlijn M
C2 Hoofdaanvoerlijn voor artikel X2 dat wordt geleverd aan hoofdlijn M
M Hoofdassemblagelijn waar geconfigureerd eindproduct Z wordt gemaakt

Afwijkende structuur en assemblageorders - unieke koppeling

In een structuur met afwijkende aanvoerlijnen kunt u een aanvoerlijn aan meerdere parent-lijnen koppelen. De assemblageorders in de aanvoerlijn moeten echter altijd nog steeds verwijzen naar één enkele assemblageorder in een parent-lijn. De aanvoerlijn kan een artikel aan verschillende parent-lijnen leveren, maar er wordt een unieke referentiekoppeling onderhouden tussen de assemblageorders van de aanvoerlijn en de assemblageorders van de parent-lijnen.

NB

Een assemblageorder in een aanvoerlijn kan niet verwijzen naar meerdere assemblageorders in verschillende parent-lijnen.

Voorbeeld

Zie de afbeelding voor assemblageordernummers.

Assemblagelijn Assemblageorder Parent-assemblageorder
A Z-0-0 <Geen>
B    
C    
D Z-2-0 Z-0-0
E Z-1-0 Z-0-0
F    
G    
Assemblagelijn Assemblageorder Parent-assemblageorder
A    
B X-0-0 <Geen>
C    
D    
E X-1-0 X-0-0
F X-2-0 X-0-0
G X-2-1 X-2-0
Assemblagelijn Assemblageorder Parent-assemblageorder
A    
B    
C Y-0-0 <Geen>
D    
E    
F Y-1-0 Y-0-0
G Y-1-1 Y-1-0