Mutatiesoorten gebruiken

U kunt mutaties invoeren op basis van mutatiesoorten. De mutatiesoorten worden gegroepeerd per mutatiecategorie.

Met mutatiesoorten beheert u het volgende:

  • Of de grootboekhistorie en de dimensiehistorie moeten worden bijgewerkt wanneer u een mutatie invoert (Real-time verwerking) of wanneer u de batch journaliseert (Batchverwerking).
  • Hoe documentnummers worden gegenereerd.
  • Of documentnummers opeenvolgend moeten zijn.
  • Welke sessies worden gebruikt voor het invoeren van mutaties.

U kunt mutatiesoorten definiëren in de sessie Mutatiesoorten (tfgld0511m000). Het veld Bijwerkmethode historie bepaalt wanneer LN de historie van het grootboek moet bijwerken. Het veld Mutatiecategorie bepaalt tot welke categorie de mutatiesoort behoort.

De documentnummers van mutaties worden per mutatiesoort gegroepeerd. Een documentnummer kan slechts eenmaal worden gebruikt in combinatie met één mutatiesoort. Binnen een mutatiesoort en een documentnummer kunt u mutatieregels invoeren. Op deze manier kunt u bijvoorbeeld zien dat een grootboekmutatie en een openstaande factuur bij elkaar horen.

Gebruik de velden Hoofdsessie en Vervolgsessie in de sessie Mutatiesoorten (tfgld0511m000) om te definiëren welke sessies worden gebruikt om een mutatie aan te maken. Financiële administratie heeft voor elke mutatiesoort een eigen sessie. U kunt echter een bestaande standaardsessie naar een andere sessie kopiëren (in Tools), het ontwerp van de sessie aanpassen en de aangepaste sessie aan de mutatiesoort koppelen.

Defaults mutatie-invoer

Nadat u de mutatiesoorten hebt gedefinieerd in de sessie Mutatiesoorten (tfgld0511m000), moet u de sessie Defaults mutatie-invoer (tfgld0131m000) starten om de financiële bedrijven en mutatiesoorten te definiëren waarvoor de geselecteerde gebruiker mutaties mag invoeren. U kunt ook een default batchomschrijving definiëren.