Locatiesegmenten

Een locatie definieert in de module Vaste activa de fysieke plaats van een activum. Locaties worden gebruikt bij het definiëren van activa, het verwerken van activamutaties, het afdrukken van verslagen en het opvragen van gegevens.

Elke locatie heeft een algemeen formaat dat het locatieformaat wordt genoemd. De segmenten van het locatieformaat bevatten informatie over de fysieke plaats van een activum. De volgorde waarin de segmenten worden weergegeven, wordt door het locatieformaat bepaald. Elk locatieformaat kan uit maximaal acht segmenten bestaan.

Waarschuwing
Wanneer u een locatieformaat bewerkt, past u sleutelgegevens aan. U moet er dus voor zorgen dat niemand anders gebruikmaakt van LN.

U kunt locatiesegmenten definiëren in de sessie Locatiesegmenten (tffam5510m000). Voor elk locatiesegment moet u een set van geldige waarden opgeven, de zogenaamde segmentcodes.

Een locatiesegment bevat segmentcodes waarmee informatie over de activa van de organisatie wordt getraceerd. Bij het invoeren van activa in LN selecteert u een segmentcode voor elk segment in het locatieformaat.

U kunt bijvoorbeeld het locatiesegment LAND definiëren met segmentcodes van twee karakters lang die de landen aangeven waarin uw bedrijf activa heeft. Wanneer u dan een activum invoert dat zich in Nederland bevindt, selecteert u de segmentcode NL voor het segment LAND.

De segmentcodes en segment-defaults worden gedefinieerd in de sessie Locatiesegment en segment (tffam5100m000) en de volgorde van het locatieformaat wordt gedefinieerd in de sessie Locatieformaat definiëren (tffam5210m000). U kunt bijvoorbeeld het locatiesegment GEBW definiëren om het gebouw aan te geven waarin een activum zich bevindt. Vervolgens definieert u een segmentcode voor elk afzonderlijk gebouw binnen uw organisatie.

Activumklasse

Met de sessie Activumklasse (tffam1135m000) kunt u de levensduur opgeven van de activa in een klasse. De levensduur voor een activum bepaalt de afschrijvingsperiode, de afschrijvingsmethode en conventie. De levensduur van een activum kan worden opgegeven als één waarde, of als een reeks waarden van waaruit de levensduur kan worden geselecteerd.

Als u ADR (asset depreciation range ) als type rekening selecteert, dan voert u voor ADR-vintage-rekeningen de volgende waarden in: lower class lifemidpoint class life en upper class life. Selecteert u als type rekening MACRS (modified accelerated cost recovery system), dan voert u voor de MACRS group-rekeningen de waarden in voor alternative depreciation life, general depreciation life en class life. Een activumklasse die door een vintage- of group-account wordt gebruikt, kan niet worden gewijzigd.