Logprogramma applicatie (tcstl0502m000)

Deze sessie kunt u gebruiken om het loggen in of uit te schakelen voor één of meer van de sessies en processen die worden vermeld onder Context. Om de hoeveelheid gegenereerde informatie te beperken, kunt u een niveau voor de ernst instellen en een filter toepassen.

NB
  • Klik in het betreffende menu op Logbestand weergeven om een geselecteerd logbestand te openen in uw default teksteditor.
  • Alle instellingen in deze sessie kunnen worden overschreven via de opdrachtregel voor de BW-configuratie.
Context

De sessie of het proces waarvoor u het loggen wilt inschakelen.

Gebruiker

De gebruiker die de te loggen sessie of het te loggen proces uitvoert.

NB

Voor alle andere gebruikers blijft het loggen uitgeschakeld.

Loggen

Indien dit selectievakje is ingeschakeld, is loggen ingeschakeld voor de opgegeven combinatie van context en gebruiker.

Ernstcategorie

De ernst van de berichten die worden gelogd.

U kunt het niveau van de ernst instellen op de volgende opties:

  • Debuggen
  • Informatie
  • Waarschuwing
  • Fout
  • Fatale fout
  • Onbekend

Default waarde

Informatie

Filteren

Een door de gebruiker te definiëren filter waarmee de hoeveelheid informatie die wordt gegenereerd op basis van het ingestelde niveau voor de ernst, verder kan worden beperkt.

NB
  • LN probeert alleen de opgegeven string in de scriptcode te vinden. Dat betekent dat scriptnamen of variabelen die worden gebruikt in scripts, worden genegeerd.
  • Als u wilt filteren op een aantal strings, gebruikt u het teken "|" (verticale balk).
Logbestand

De naam van het logbestand.

Pad

Het pad voor het opslaan van de logbestanden.

NB

Als u in de cloud werkt, kunt u het logpad voor de directory niet handmatig opgeven of wijzigen.

Default waarde

$BSE/log

Voorvoegsel

Het voorvoegsel dat wordt gebruikt voor de naam van het logbestand.

Default waarde

log.

Backup-voorvoegsel

Het voorvoegsel dat wordt gebruikt voor de naam van de back-up van het logbestand.

Default waarde

olg.

Bestandsmodus

Hiermee wordt bepaald of een bestaand logbestand wordt overschreven door een nieuw bestand.

  • Toevoegen

    Berichten worden toegevoegd aan het einde van een bestaand logbestand. Als er geen bestaand bestand is, wordt een nieuw bestand aangemaakt.
  • Aanmaken

    Er wordt een nieuw logbestand aangemaakt en het bestaande bestand wordt overschreven.

Default waarde

Toevoegen

Bestandsgrootte

De maximale grootte van het logbestand.

Default waarde

100.000.000 bytes (100 MB)

Meldingenbuffer

Het aantal meldingen dat wordt opgeslagen in het geheugen voordat ze naar het logbestand worden weggeschreven.

Default waarde

1