Kenmerken standaard testprocedures (qmptc0115m000)

Deze sessie kunt u gebruiken om de kwaliteitseisen voor kenmerken te definiƫren. De kenmerken die voor een kwaliteitscode zijn vastgelegd, gelden voor alle kwaliteitscombinaties waaraan de kwaliteitscode is toegekend.

In de detailsessie kunt u meerdere kenmerken of combinaties van aspecten en kenmerken aan een kwaliteitscode koppelen. Aan een kwaliteitscode kunt u eigenschappen toevoegen, zoals test, norm, methode voor grenzen en ingangsdatum.

NB

De default gegevens van kenmerken kunnen worden gewijzigd.

Standaard testprocedure

De code waaraan gegevens zijn gekoppeld om te controleren of een artikel voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen. Met deze code kunt u veel tijd besparen, omdat een standaard testprocedure kan worden gebruikt voor een groep producten die aan dezelfde kwaliteitsnormen moeten voldaan en die op dezelfde wijze moeten worden getest.

Versie

Het versienummer van de standaard testprocedure. Als u de standaard testprocedure kopieert, kent LN een nieuw versienummer toe.

Aspect

Een aspect is een specificatie van een kenmerk.

Kenmerk

Een verwijzing naar een bijzondere kwaliteit of een onderscheidingsteken van een artikel of een onderdeel/component van een artikel. Bijvoorbeeld: diameter, lengte, gewicht.

Reference designator

De locatie waar de artikelcomponent kan worden ingevoegd. Deze waarde wordt gebruikt om onderscheid te maken tussen twee testgroepregels met dezelfde gegevens.

Volgnummer herkomstorder

Een volgnummer waarmee u hetzelfde kenmerk meerdere keren kunt vastleggen, maar dan telkens met een andere vervaldatum.

Soort kenmerk

De volgende soorten kenmerken zijn mogelijk: Mogelijke waarden.

Methode

De volgende methoden zijn beschikbaar: Mogelijke waarden.

Kenmerk-eenheid

De eenheid waarin het kenmerk van het artikel uitgedrukt wordt, bijvoorbeeld, meters, kilogrammen.

Kenmerk voor algoritme

Indien dit selectievakje is ingeschakeld, kan dit kenmerk worden gebruikt als variabele of constante in het algoritme van een ander kenmerk.

Test

De test die default wordt gebruikt voor het meten van het kenmerk.

Vaste kenmerkwaarde

Een kenmerkwaarde die eenmalig wordt bepaald.

De vaste kenmerkwaarde wordt vergeleken met de testresultaten in de sessie Testgegevens inspectieorders (qmptc1115m000).

NB

Dit veld is alleen van toepassing als het veld Methode op Vast staat. Als het veld Soort kenmerk op Geheel getal staat, wordt de waarde van het veld Vaste kenmerkwaarde afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal.

Gebruikersinvoer Afgeronde waarde
5 11
4 10
6 11
Algoritme

Een expressie die gebruikt wordt om een kenmerk te berekenen door middel van andere variabelen of vaste kenmerken.

NB

U kunt het veld Algoritme alleen gebruiken als u Algoritme hebt ingevoerd op het veld Methode.

Optieset

Een verzameling van mogelijke waarden van een kenmerk. Per waarde (optie) kunt u aangeven of die wel of niet acceptabel is.

De opties blauw en rood vormen samen een optieset.

Voorbeeld

Kenmerk pH-waarde
Test Lakmoesproef
Opties blauw = acceptabel
rood = niet acceptabel
NB

U kunt een optieset intoetsen als het veld Soort kenmerk op Optie staat.

Ingangsdatum

De begindatum waarop u een test kunt gebruiken voor het inspecteren van artikelen.

Vervaldatum

De datum waarop u een test niet meer kunt uitvoeren voor het inspecteren van het kenmerk voor deze kwaliteitscode.

Kenmerkstandaard

De standaardnorm die doorgaans voor kenmerken wordt gebruikt.

Bijvoorbeeld, een DIN-norm.

Soort grens

De soort waarde die wordt gemeten.

Toegestane waarden

Marge

De grenzen worden ingevoerd als een percentage van de norm. U kunt de norm intoetsen op het veld Norm.

Waarde

De grenzen worden als absolute waarden ingevoerd op de velden Bovengrens en Ondergrens.

Waardetype

De soort waarde van het kenmerk.

Toegestane waarden

Norm
Nominaal
Niet van toepassing
Diagramnaam

De code van de chartnaam waarop de nominale waarden van toepassing zijn.

NB

Dit veld is alleen beschikbaar als de optie Nominaal is geselecteerd op het veld Waardetype.

Type chart

De code van het charttype waarvoor de nominale waarden van toepassing zijn.

NB

Dit veld is alleen beschikbaar als de optie Nominaal is geselecteerd op het veld Waardetype.

Standaard tolerantie

De code van de standaardtolerantie die is gekoppeld aan de reeks nominale waarden.

NB

Dit veld is alleen beschikbaar als de optie Nominaal is geselecteerd op het veld Waardetype.

Nominale waarde

De nominale waarde van het kenmerk, uitgedrukt in de kenmerkeenheid.

NB

Dit veld is alleen beschikbaar als de optie Nominaal is geselecteerd op het veld Waardetype.

U kunt de waarde op dit veld opgeven indien het veld Soort kenmerk is ingesteld op Optie en deze waarde niet wordt gebruikt om het inspectieresultaat te bepalen.

Als de invoer betrekking heeft op testregels voor kwaliteit ( Soort resultaat is Kwalitatief voor de bijbehorende inspectieorderregel), wordt deze waarde alleen gebruikt om de informatie weer te geven en niet om de inspectieresultaten te bepalen.

Norm

De norm is de gewenste kwaliteit van dit kenmerk, uitgedrukt in de kenmerkeenheid.

NB

Dit veld is niet van toepassing als u Vast invoert op het veld Methode of Optie op het veld Soort kenmerk.

U kunt de waarde op dit veld opgeven indien het veld Soort kenmerk is ingesteld op Optie en deze waarde niet wordt gebruikt om het inspectieresultaat te bepalen.

Als de invoer betrekking heeft op testregels voor kwaliteit ( Soort resultaat is Kwalitatief voor de bijbehorende inspectieorderregel), wordt deze waarde alleen gebruikt om de informatie weer te geven en niet om de inspectieresultaten te bepalen.

Bovengrens

Toets de hoogste kenmerkwaarde in waarvoor de kwaliteit acceptabel is. Deze wordt uitgedrukt in de kenmerkeenheid.

NB

Het veld Bovengrens moet groter zijn dan of gelijk zijn aan de waarde van het veld Norm.

U kunt de waarde op dit veld opgeven indien het veld Soort kenmerk is ingesteld op Optie en deze waarde niet wordt gebruikt om het inspectieresultaat te bepalen.

Als de invoer betrekking heeft op testregels voor kwaliteit ( Soort resultaat is Kwalitatief voor de bijbehorende inspectieorderregel), wordt deze waarde alleen gebruikt om de informatie weer te geven en niet om de inspectieresultaten te bepalen.

Ondergrens

Toets de laagste kenmerkwaarde in waarvoor de kwaliteit acceptabel is. Deze wordt uitgedrukt in de kenmerkeenheid.

NB

Het veld Ondergrens moet kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de waarde van het veld Norm.

U kunt de waarde op dit veld opgeven indien het veld Soort kenmerk is ingesteld op Optie en deze waarde niet wordt gebruikt om het inspectieresultaat te bepalen.

Als de invoer betrekking heeft op testregels voor kwaliteit ( Soort resultaat is Kwalitatief voor de bijbehorende inspectieorderregel), wordt deze waarde alleen gebruikt om de informatie weer te geven en niet om de inspectieresultaten te bepalen.

Bovenmarge

Toets het maximum percentage in dat een waarde hoger kan zijn dan de waarde van het veld Norm.

Ondermarge

Toets het percentage in dat een waarde lager kan zijn dan de waarde van het veld Norm.