Kenmerken (qmptc0101m000)

Deze sessie kunt u gebruiken om om de kwaliteitskenmerken op te vragen die voor metingen en berekeningen worden gebruikt.

In de detailsessie kunt u kwaliteitskenmerken aanmaken en/of muteren.

Kenmerk

Geeft het kenmerk weer.

Zoekargument

Geeft het zoekargument weer.

Gebruik kenmerken

Het soort gebruik van het kenmerk.

Toegestane waarden

Analytisch

De grenzen die voor het kenmerk zijn gedefinieerd, kunnen niet worden gewijzigd in de standaardtestprocedure.

Variabel

De grenzen die voor het kenmerk zijn gedefinieerd, kunnen worden gewijzigd in de standaardtestprocedure.

Soort kenmerk

De soort van het kenmerk.

Toegestane waarden

Breuk

Een getal met decimalen, zoals 3,145.

Geheel getal

Een geheel getal zonder decimalen, zoals 1, 2 of 3.

Optie

De waarden (opties) van een kenmerk moeten worden vastgelegd (bijv. blauw of rood).

Methode

De methode van het kenmerk.

Toegestane waarden

Algoritme

De waarde van een kenmerk wordt berekend met een algoritme, waarbij gebruik wordt gemaakt van de inspectieresultaten van de variabele of vaste kenmerken.

Vast

De waarde van het kenmerk wordt eenmalig bepaald en kan worden ingevoerd op het veld Vaste kenmerkwaarde van de sessie Kenmerken standaard testprocedures (qmptc0115m000). LN gebruikt deze waarde om de resultaten die zijn ingevoerd in de sessie Testgegevens inspectieorders (qmptc1115m000) of Testgegevens steekproef per serienummer (qmptc1116m000), met elkaar te vergelijken.

Variabel

De waarde van het kenmerk wordt door middel van een instrument gemeten. De resultaten worden ingevoerd in de sessie Testgegevens inspectieorders (qmptc1115m000) of Testgegevens steekproef per serienummer (qmptc1116m000).

Kenmerk-eenheid

De eenheid waarin het kenmerk wordt uitgedrukt.

Voor algoritme

Indien dit selectievakje is ingeschakeld, kan dit kenmerk worden gebruikt als variabele of constante in het algoritme van een ander kenmerk.

Kenmerkstandaard

De standaardnorm die doorgaans voor kenmerken wordt gebruikt.

Default test

De test die default wordt gebruikt voor het meten van het kenmerk.

Vaste kenmerkwaarde

Een kenmerkwaarde die eenmalig wordt bepaald.

De vaste kenmerkwaarde wordt vergeleken met de testresultaten die zijn ingevoerd in de sessie Testgegevens inspectieorders (qmptc1115m000).

NB

Dit veld is alleen van toepassing als het veld Methode op Vast staat. Als het veld Soort kenmerk op Geheel getal staat, wordt de waarde van het veld Vaste kenmerkwaarde afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal.

Gebruikersinvoer Afgeronde waarde
5 11
4 10
6 11
Optieset

Een verzameling van mogelijke waarden van een kenmerk. Per waarde (optie) kunt u aangeven of die wel of niet acceptabel is.

De opties blauw en rood vormen samen een optieset.

Voorbeeld

Kenmerk pH-waarde
Test Lakmoesproef
Opties blauw = acceptabel
rood = niet acceptabel
NB

U kunt op dit veld alleen een waarde opgeven als het veld Soort kenmerk is ingesteld op Optie.

Algoritme

Een expressie die gebruikt wordt om een kenmerk te berekenen door middel van andere variabelen of vaste kenmerken.

NB

U kunt op dit veld alleen een waarde opgeven als het veld Methode is ingesteld op Algoritme. Toets de naam in van het algoritme dat wordt gebruikt voor het berekenen van het kenmerk.

Waardetype

De soort waarde van het kenmerk.

Toegestane waarden

Norm
Nominaal
Niet van toepassing
Soort grens

De soort waarde die wordt gemeten.

Toegestane waarden

Marge

De grenzen worden ingevoerd als een percentage van de norm. U kunt de norm intoetsen op het veld Norm.

Waarde

De grenzen worden als absolute waarden ingevoerd op de velden Bovengrens en Ondergrens.

Diagramnaam

De code van de chartnaam waarop de nominale waarden van toepassing zijn.

NB

Dit veld is alleen van toepassing als het veld Waardetype is ingesteld op Nominaal.

Type chart

De code van het type chart waarvoor de nominale waarden van toepassing zijn.

NB

Dit veld is alleen van toepassing als het veld Waardetype is ingesteld op Nominaal.

Standaard tolerantie

De standaardtolerantie die is gekoppeld aan de reeks nominale waarden.

NB

Dit veld is alleen van toepassing als het veld Waardetype is ingesteld op Nominaal.

Norm

De waarde waarbij de kwaliteit van het kenmerk wordt geaccepteerd. Deze waarde wordt uitgedrukt in de kenmerkeenheid.

NB

Dit veld is uitgeschakeld als het veld Waardetype is ingesteld op Nominaal.

U kunt de waarde op dit veld opgeven indien het veld Soort kenmerk is ingesteld op Optie en deze waarde niet wordt gebruikt om het inspectieresultaat te bepalen.

Als de invoer betrekking heeft op testregels voor kwaliteit ( Soort resultaat is Kwalitatief voor de bijbehorende inspectieorderregel), wordt deze waarde alleen gebruikt om de informatie weer te geven en niet om de inspectieresultaten te bepalen.

Nominale waarde

De nominale waarde van het kenmerk, uitgedrukt in de kenmerkeenheid.

NB

Dit veld is uitgeschakeld als het veld Waardetype is ingesteld op Norm.

U kunt de waarde op dit veld opgeven indien het veld Soort kenmerk is ingesteld op Optie en deze waarde niet wordt gebruikt om het inspectieresultaat te bepalen.

Als de invoer betrekking heeft op testregels voor kwaliteit ( Soort resultaat is Kwalitatief voor de bijbehorende inspectieorderregel), wordt deze waarde alleen gebruikt om de informatie weer te geven en niet om de inspectieresultaten te bepalen.

Bovengrens

De maximale norm/nominale waarde waarbij de kwaliteit van het kenmerk acceptabel is. De waarde wordt uitgedrukt in de kenmerkeenheid.

NB

Dit is uitgeschakeld als het veld Soort grens is ingesteld op Marge.

U kunt de waarde op dit veld opgeven indien het veld Soort kenmerk is ingesteld op Optie en deze waarde niet wordt gebruikt om het inspectieresultaat te bepalen.

Als de invoer betrekking heeft op testregels voor kwaliteit ( Soort resultaat is Kwalitatief voor de bijbehorende inspectieorderregel), wordt deze waarde alleen gebruikt om de informatie weer te geven en niet om de inspectieresultaten te bepalen.

Ondergrens

De minimale norm/nominale waarde waarbij de kwaliteit van het kenmerk acceptabel is. De waarde wordt uitgedrukt in de kenmerkeenheid.

NB

Dit is uitgeschakeld als het veld Soort grens is ingesteld op Marge.

U kunt de waarde op dit veld opgeven indien het veld Soort kenmerk is ingesteld op Optie en deze waarde niet wordt gebruikt om het inspectieresultaat te bepalen.

Als de invoer betrekking heeft op testregels voor kwaliteit ( Soort resultaat is Kwalitatief voor de bijbehorende inspectieorderregel), wordt deze waarde alleen gebruikt om de informatie weer te geven en niet om de inspectieresultaten te bepalen.

Bovenmarge

Het percentage waarmee de waarde in het veld Bovengrens hoger is dan de waarde in het veld Norm.

Ondermarge

Het percentage waarmee de waarde in het veld Ondergrens lager is dan de waarde in het veld Norm.

Bovenste drempelwaarde waarschuwing

De waarde waarbij een waarschuwing wordt weergegeven.

Onderste drempelwaarde waarschuwing

De waarde waarbij een waarschuwing wordt weergegeven.

Bovenste tolerantiewaarde waarschuwing

Het percentage waarbij een waarschuwing wordt weergegeven.

Onderste tolerantiewaarde waarschuwing

Het percentage waarbij een waarschuwing wordt weergegeven.