Relatie voor verbruiksafgifte selecteren

Als hetzelfde artikel door verschillende leveranciers wordt geleverd en voorraad die eigendom is van deze verschillende leveranciers in het magazijn wordt opgeslagen, moet LN de leverancier bepalen uit wiens voorraad de artikelen worden afgegeven voor verbruik. In het volgende voorbeeld ziet u hoe LN de relatie selecteert.

Artikel X wordt geleverd door kopen-van relaties R1, R2 en R3. Voor artikel X hebben de relaties de volgende sourcingpercentages:

Kopen-van relatie Sourcingprioriteit Sourcingpercentage
R1 1 15
R2 1 35
R3 1 50

De volgende tabel geeft een overzicht van de relaties die goederen afgeven voor verbruik, de cumulatieve verbruikshoeveelheden en cumulatieve verbruikspercentages per relatie. Voor het eerste verbruik wordt ervan uitgegaan dat er geen eerder verbruik heeft plaatsgevonden.

Wanneer een verbruik moet plaatsvinden, selecteert LN de relatie waarvan het sourcingpercentage het werkelijke cumulatieve verbruikspercentage het meest overschrijdt. Deze relatie moet het volgende verbruik leveren om het werkelijke verbruikspercentage te verhogen om te voldoen aan het overeengekomen sourcingpercentage of dit op zijn minst te benaderen.

In de volgende tabel wordt dit weergegeven door middel van negatieve verschillen tussen werkelijke percentages en sourcingpercentages. Als het verschil tussen het werkelijke verbruikspercentage en het sourcingpercentage negatief is, overschrijdt het sourcingpercentage het werkelijke percentage. De afgifte voor het volgende verbruik vindt plaats door de relatie met het grootste negatieve verschil.

Verbruik Verbruikt R1 Verbruikt R2 Verbruikt R3 Omschrijving
  Hoeveelheid % Hoeveelheid % Hoeveelheid %  
100 0 0% 0 0 100 100 Vóór het eerste verbruik is het verbruikspercentage voor elke relatie 0%. Het verschil tussen het werkelijke verbruikspercentage en het sourcingpercentage is het grootst voor R3 (0 - 50 = -50). Het eerste verbruik van 100 artikelen X moet dan ook worden afgegeven uit voorraad waarvan R3 de eigenaar is.
150 0 0 150 60 100 40 Na het eerste verbruik is het verschil tussen het werkelijke verbruikspercentage en het sourcingpercentage het grootst voor R2: 0-35 = -35. (R1: 0 - 15 = -15, R3: 100-50 = 50) Daarom worden 150 artikelen X geleverd van R2.
50 50 16.7 150 50 100 33.3 Na het tweede verbruik is het verschil tussen het werkelijke verbruikspercentage en het sourcingpercentage het grootst voor R1: 0 - 15 = -15. (R2: 60 - 35 = 25, BP3: 40 - 50 = -10). Daarom worden 50 artikelen X geleverd van R1.
150 50 11.1 150 33.3 250 55.6 Na het eerste verbruik is het verschil tussen het werkelijke verbruikspercentage en het sourcingpercentage het grootst voor R2: 33.3 - 50 = -16.7. (R1: 16,7 - 15 = 1,7, R2: 50 - 35 = 15). Daarom worden 150 artikelen X geleverd van R1.
75 125 23.8 150 28.6 250 47.6 Na het vierde verbruik is het verschil tussen het werkelijke verbruikspercentage en het sourcingpercentage het grootst voor R1: 11.1 - 15 = -3.9. (R2: 33,3 - 35 = - 1,7, R3: 55,6 - 50 = 5,6). Daarom worden 75 artikelen X geleverd van BP1.