Offsetten van doorlooptijden

Enterprise Planning offset doorlooptijden om de start- en einddatum van orders vast te stellen. Als er tijdens de orderplanning, een vraag wordt gegenereerd, zijn er geplande orderontvangsten in een bepaalde planperiode. Deze geplande goederenontvangst vereist de vrijgave van die order in een vroegere periode, zodat de productielocatie op tijd met de productie kan beginnen, de verkoopafdeling de bestelde hoeveelheid kan verzenden of de leverancier weet wanneer de goederen vervoerd moeten worden.

Het volgende diagram toont de tijdstippen die relevant zijn tijdens het offsetten van doorlooptijden:

A	Begindatum
B	Einddatum
C	Behoeftedatum

Aan de hand van de doorlooptijdcomponenten waaruit de totale doorlooptijd van een geplande order is opgebouwd en die variëren al naar gelang de soort bron (inkoop, productie of distributie), berekent Enterprise Planning de datum waarop een geplande order moet worden vrijgegeven. Dit proces wordt het offsetten van doorlooptijden genoemd.

De basisgegevens die Enterprise Planning nodig heeft om doorlooptijden te offsetten zijn:

• Doorlooptijdgegevens: doorlooptijdcomponenten zijn deels algemeen en deels bronspecifiek.
• Kalenders: kalenders bepalen wanneer de resources die nodig zijn voor de productie of inkoop van de gevraagde goederen, beschikbaar zijn en wat de capaciteit is.

Voordat Enterprise Planning doorlooptijden kan offsetten, moeten de doorlooptijdcomponenten worden geconverteerd van dagen naar uren. Alleen dan kan Enterprise Planning de uren vergelijken met de beschikbare planuren in de betreffende kalender.

Tijdens het offsetten van doorlooptijden, gebruikt Enterprise Planning de behoeftedatum als beginpunt en houdt van daaraf rekening met de afzonderlijke doorlooptijdcomponenten in een vaste, chronologisch omgekeerde volgorde om stappen terug te nemen. De stapgrootte in Enterprise Planning hangt af van de soort doorlooptijdcomponent en de beschikbare ruimte (plantijd) in de kalender die wordt gebruikt voor het offsetten van de doorlooptijdcomponent.

Dit proces resulteert in een tijdstip waarop de betreffende leverancier activiteiten moet starten om de benodigde goederen op tijd te kunnen leveren: de startdatum van de order.

Voor het offsetten van de afzonderlijke doorlooptijdcomponenten gebruikt Enterprise Planning verschillende kalenders. Een kalender in LN geeft niet alleen de datums in chronologische volgorde weer, maar toont ook voor elke datum een dagschema dat het volgende aangeeft:

• Of een resource op een bepaalde dag wel of niet beschikbaar is.
• De precieze tijden waarop de resource beschikbaar is.
• Wat de capaciteit/efficiëntiefactor is van de resource op bepaalde tijden.

Welke kalender Enterprise Planning selecteert voor het offsetten van een bepaalde doorlooptijdcomponent, hangt af van de resource waar de logistieke activiteiten waarop de doorlooptijd betrekking heeft, wordt uitgevoerd. Zie het helponderwerp Kalenders in Enterprise Planning voor meer informatie over kalenders.

Als Enterprise Planning het offsetten van een bepaalde doorlooptijdcomponent beëindigt, stopt het offsetten op een bepaald tijdstip van een bepaalde datum. Vanaf dat moment gaat het proces verder met het offsetten van de volgende doorlooptijdcomponent van de totale doorlooptijd. Enterprise Planning gebruikt daarvoor de kalender die gekoppeld is aan de resource die de activiteit uitvoert waarop de doorlooptijdcomponent betrekking heeft.

Afhankelijk van de horizon met vaste doorlooptijd, kan Enterprise Planning offsetting gedetailleerd of meer geaggregeerd uitvoeren. Als Enterprise Planning de doorlooptijd gedetailleerd offset, worden alle doorlooptijdcomponenten waaruit de totale orderlooptijd van elke order is opgebouwd, afzonderlijk geoffset. Bij een meer geaggregeerde vorm van offsetten, zal Enterprise Planning een doorlooptijdcomponent alleen tussen de start- en einddatum van de order offsetten.