Planniveaus en productfamilies

In Planning kunt u gebruikmaken van planniveaus om de verschillende aggregatieniveaus weer te geven.

Voorbeeld

  • Op planniveau 1 definieert u de algemene productfamilie FIETS.
  • Op planniveau 2 definieert u verschillende subfamilies, zoals RACEFIETS en MOUNTAIN BIKE.
  • Op planniveau 3 definieert u afzonderlijke producten, zoals RACEFIETS C1 en RACEFIETS C2.

Op elk niveau worden planningsgegevens bijgehouden. U kunt gegevens tussen de verschillende niveaus uitwisselen door aggregatierelaties te definiëren.

Voorbeeld

  • U kunt afzonderlijke prognoses aanmaken voor RACEFIETS en MOUNTAIN BIKE en het totaal van die prognoses gebruiken als totale prognose voor FIETS. Dit is een voorbeeld van aggregatie.
  • U kunt een productieplan aanmaken voor RACEFIETS en dat plan verdelen over de verschillende typen racefiets. Dit is een voorbeeld van desaggregatie.

U kunt het planniveau van een artikel opgegeven in de sessie Artikelen - planning (cprpd1100m000).

Planniveaus spelen een belangrijke rol tijdens het planningsproces.

  • In een planning in Enterprise Planning is er altijd sprake van een bepaald planniveau.
  • Capaciteitsoverzichten in Enterprise Planning hebben altijd één planniveau. Op deze wijze kunt u capaciteitsoverzichten op verschillende aggregatieniveaus bijhouden.
NB

Het gebruik van planniveaus is niet altijd nodig. Zo kunt u aggregatierelaties vastleggen tussen artikelen die zich op hetzelfde planniveau bevinden. Toch is het beter om van planniveaus gebruik te gebruiken ten einde de verschillende aggregatieniveaus in een productfamiliestructuur weer te geven.