Algoritme voor vraagprognose

LN berekent de vraagprognose aan de hand van de historische vraag met behulp van het volgende algoritme.

De hoofdstappen van de berekening zijn als volgt:

  1. Haal vraaghistorie op.
  2. Controleer vraaghistorie.
  3. Bepaal trendfactor.
  4. Bepaal seizoenspatroon.
  5. Voorspel vraag.
  6. Bereken prognosefouten en seizoenscorrelatie.
  7. Converteer vraagprognose naar planperioden.

In de volgende paragrafen wordt elke calculatiestap toegelicht.

1. Haal vraaghistorie op

De vraagprognose is gebaseerd op de historische vraaggegevens in de periode tussen de startdatum van het scenario en de huidige planperiode.

Historische vraaggegevens bestaan uit de volgende velden in de sessie Artikelhoofdplan (cprmp2101m000) of Afzetkanaalhoofdplan (cpdsp5130m000):

  • Ingepl. productieontvangsten
  • Interne leveringen (*).

(*) Met deze velden wordt alleen rekening gehouden als het selectievakje Vraagprognose o.b.v. afhankelijke vraag in de sessie Artikelen - planning (cprpd1100m000) is ingeschakeld.

LN converteert de vraaghistorie in het huidige hoofdplan van planperioden naar prognoseperioden met een vaste lengte, op basis van het veld Periodelengte prognose in de sessie Simulaties (cprpd4100m000). Zie Verdeling van hoofdplanhoeveelheden over kalenderdagen.

Correctie voor niet-werkdagen

LN verhoogt de werkelijke vraag met een fictieve vraag voor niet-werkdagen, zoals feestdagen, om schommelingen in de vraag te voorkomen. De fictieve vraag is gelijk aan de gemiddelde vraag in de prognoseperiode.

De kalender van de bij het artikel behorende enterprise-eenheid (zie de sessie Artikelen - planning (cprpd1100m000)) bepaalt wat de werkdagen zijn. Als de vraagprognose wordt teruggeconverteerd naar planperioden, maaktLN bij de laatste stap van de berekening de correctie ongedaan.

2. Controleer vraaghistorie

Nadat LN de beschikbare vraaghistorie van een planartikel heeft opgehaald, wordt gecontroleerd of er voldoende vraaghistorie is voor een vraagvoorspelling. LN telt de prognoseperioden vanaf de eerste periode met de werkelijke vraag tot aan de huidige periode.

Het criterium voor het minimum aantal prognoseperioden is afhankelijk van de toegepaste prognosemethode en de seizoenscyclustijd. Zijn er onvoldoende historiegegevens, dan breekt LN de berekening van de vraagprognose af en geeft de reden daarvan.

3. Bepaal trendfactor

De bepaling van de trendfactor is afhankelijk van:

  • Type trendinvloed
  • Type seizoensinvloed

Deze parameters bevinden zich in de sessie Planartikelen - prognose-instellingen (cpdsp1110m000).

NB

In het volgende gedeelte van deze tekst wordt aangenomen dat het selectievakje Prognoseparameters automatisch bijwerken is uitgeschakeld. De gevolgen van het automatisch bijwerken van prognoseparameters worden later beschreven.

Lineair

Als het veld Type trendinvloed op Lineair staat, kan de trendinvloed worden bepaald aan de hand van de volgende formule:

FD(t) = CS + TF *	t 

waarin: CS = constante vraag TF = trendfactor FD(t) = vraagprognose voor periode t

LN berekent de trendfactor (TF) en de constante vraag (CS) op basis van een eerstegraads polynoom door middel van polynomische regressie. Zie Principe van polynomische regressie. Als er een seizoenscyclus is, bepaalt LN de eerstegraads polynoom op basis van een geheel aantal seizoenscycli.

Voortschrijdend

Als het veld Type trendinvloed op Voortschrijdend staat, kan de trendinvloed worden bepaald aan de hand van de volgende formule:

FD(t) = BS * (TF ^ (t-1)) 

Waarin: BS = basisvraag (voorgecalculeerde vraag voor periode 1) TF = trendfactor FD(t) = vraagprognose voor periode t

LN berekent de trendfactor (TF) en de basisvraag (BS) als volgt:

  • De berekening is gebaseerd op de eerste en de laatste periode met vraaghistorie. Als er sprake is van een seizoensinvloed, worden twee perioden geselecteerd die een geheel aantal seizoenscycli uit elkaar liggen.
  • De voorgecalculeerde vraag in deze geselecteerde perioden wordt bepaald met een tweedegraads polynoom. LN bepaalt deze polynoom met behulp van polynomische regressie. Als er geen tweedegraads polynoom kan worden bepaald, wordt gebruikgemaakt van de werkelijke vraag in de eerste en de laatste periode in plaats van de voorgecalculeerde vraag.
  • De trendfactor en de basisvraag worden als volgt berekend:
BS Basisvraag
TF Trendfactor
ED(t1) Voorgecalculeerde vraag in eerste periode met vraaghistorie
ED(t2) Voorgecalculeerde vraag in laatste periode met vraaghistorie
N Aantal perioden met vraaghistorie minus 1

Niet van toepassing

Als het veld Type trendinvloed op Niet van toepassing staat, wordt de trendfactor niet gebruikt.

NB

LN controleert of een trend aanwezig is. LN meldt de volgende situaties zonder het type trendinvloed daadwerkelijk te wijzigen:

  • Het veld Type trendinvloed staat op Lineair of Voortschrijdend, maar er is geen trend aanwezig.
  • Het veld Type trendinvloed staat op Niet van toepassing, maar er is wel een trend aanwezig.

Prognoseparameters automatisch bijwerken

Als het selectievakje Prognoseparameters automatisch bijwerken in de sessie Planartikelen - prognose-instellingen (cpdsp1110m000) is ingeschakeld, voert LN automatisch een trendsignalering uit.

Als het veld Type trendinvloed op Lineair of Niet van toepassing staat, berekent LN een trendfactor volgens de methode voor lineaire trends. Als de trendfactor nul blijkt te zijn, zet LN het veld Type trendinvloed op Niet van toepassing.

LN meldt elke automatische wijziging van het veld Type trendinvloed.

4. Bepaal seizoenspatroon

Een seizoenspatroon wordt vastgelegd met een reeks seizoensfactoren: één seizoensfacor voor elke prognoseperiode in een seizoenscyclus.

Als u een vast seizoenspatroon hebt ingegeven op het veld Seizoenspatroon voor prognose in de sessie Artikel - bestelgegevens (tcibd2100m000), bepaalt LN de seizoensfactor voor elke periode op basis van de seizoensfactoren die zijn gedefinieerd op het uitvoeringsniveau. Als het veld Seizoenspatroon voor prognose leeg is, bepaalt LN het seizoenspatroon op basis van de trendgecorrigeerde vraaghistorie.

De wijze waarop het seizoenspatroon aan de hand van de vraaghistorie wordt bepaald, is afhankelijk van de volgende velden in de sessie Planartikelen - prognose-instellingen (cpdsp1110m000):

  • Type seizoensinvloed
  • Seizoenscyclustijd
  • Prognoseparameters automatisch bijwerken

Als het selectievakje Prognoseparameters automatisch bijwerken is ingeschakeld, kan LN de volgende velden automatisch bijwerken:

  • Type seizoensinvloed
  • Seizoenscyclustijd

De seizoensfactoren worden als volgt berekend:

(1) TD(t) = AV
(2) TD(t) = CS + TF * t
(3) TD(t) = BS * TF ^ (t-1)
(1) Zonder seizoensinvloed
(2) Met lineaire trendinvloed
(3) Met een voortschrijdende trendinvloed:
(*) De gemiddelde vraag wordt bepaald door de som van de historische vraaggegevens uit alle relevante perioden te delen door het aantal perioden met vraaghistorie.

Hierbij geldt het volgende:

TD(t) Trendgebaseerde vraag
AV Gemiddelde vraag
CS Constante vraag
BS Voorgecalculeerde vraag voor periode 1
TF Trendfactor

Constante

Als het veld Type seizoensinvloed op Constante staat, is de seizoensfactor gelijk aan de werkelijke vraag minus de trendgecorrigeerde gemiddelde vraag voor de relevante periode. Dit wordt als volgt berekend:

SF(t) = AD(t) -	TD(t) 

Hierbij geldt het volgende:

SF(t) Seizoensfactor voor periode 1
AD(t) Werkelijke vraag van periode t
TD(t) Op trends gebaseerde vraag voor periode t

Voortschrijdend

Als het veld Type seizoensinvloed op Voortschrijdend staat, is de seizoensfactor gelijk aan de werkelijke vraag gedeeld door de voor trends gecorrigeerde gemiddelde vraag voor de relevante periode. Dit wordt als volgt berekend:

SF(t) = AD(t) /	TD(t) 

Hierbij geldt het volgende:

SF(t) Seizoensfactor voor periode 1
AD(t) Werkelijke vraag van periode t
TD(t) Op trends gebaseerde vraag voor periode t

De bovenstaande seizoensfactor wordt berekend als een gemiddelde seizoensfactor voor elke periode.

NB

LN controleert of er een seizoenspatroon aanwezig is. LN meldt de volgende situaties:

  • Het veld Type seizoensinvloed staat op Constante of Voortschrijdend, maar er is geen seizoenspatroon aanwezig.
  • Het veld Type seizoensinvloed staat op Niet van toepassing, maar er is wel een seizoenspatroon gevonden.

Als de waarde van het veld Seizoenscorrelatiefactor ten minste 0,8 is, wordt ervan uitgegaan dat er een seizoenspatroon aanwezig is.

Als het selectievakje Prognoseparameters automatisch bijwerken is ingeschakeld en een van de hierboven genoemde situaties zich voordoet, past LN het veld Type seizoensinvloed aan.

Prognoseparameters automatisch bijwerken

Als het selectievakje Prognoseparameters automatisch bijwerken in de sessie Planartikelen - prognose-instellingen (cpdsp1110m000) is ingeschakeld, voert LN automatisch een signalering uit van de seizoenspatronen.

Als het veld Type seizoensinvloed op Constante of Niet van toepassing staat, berekent LN een seizoenspatroon volgende de methode voor constante patronen. Als er geen seizoenspatroon is gesignaleerd, zet LN het veld Type seizoensinvloed op Niet van toepassing.

Als het veld Type seizoensinvloed op Voortschrijdend staat, berekent LN een seizoenspatroon volgens de methode voor voortschrijdende patronen. Als er geen seizoenspatroon is gesignaleerd, zet LN het veld Type seizoensinvloed op Niet van toepassing.

LN meldt elke automatische wijziging van het veld Type seizoensinvloed.

5. Voorspel vraag

LN past de prognosemethode toe die u hebt ingegeven op het veld Prognosemethode in de sessie Planartikelen - prognose-instellingen (cpdsp1110m000).

6. Bereken prognosefouten en seizoenscorrelatie

Nadat LN de vraag naar een planartikel heeft voorspeld, wordt de volgende informatie over fouten en correlaties bepaald:

  • Gemiddelde prognosefout
  • Gemiddelde absolute afwijking
  • Gemiddelde relatieve afwijking
  • Standaardafwijking
  • Seizoenscorrelatiefactor

Deze informatie wordt weergegeven in de sessie Planartikelen - prognose-instellingen (cpdsp1110m000).

7. Converteer vraagprognose naar planperioden

LN converteert de berekende vraagprognose voor de prognoseperioden met een vaste periodelengte naar planperioden met een variabele periodelengte. Dit proces is het omgekeerde van de eerste stap "Haal vraaghistorie op".

Correctie voor niet-werkdagen

LN behandelt werkdagen en niet-werkdagen verschillend. De kalender van de herkomst van de bedrijfskalender geeft aan wat de werkdagen zijn. Dit betekent dat als de beschikbare capaciteit van een dag nul is, de vraagprognose van die dag wordt genegeerd. Er worden dan geen vraagprognoses gegenereerd voor feestdagen en andere vrije dagen.