Kalendergebruik

In de volgende tabellen ziet u de doorlooptijdcomponenten, de kalender en de beschikbaarheidssoort waarmee de doorlooptijden van een productieorder worden gepland.

Daarnaast wordt in de volgende paragrafen de logica van de kalenderselectie beschreven.

Doorlooptijden van productieorders

Doorlooptijdcomponenten voor gedetailleerde planning Zoekvolgorde voor kalender
Buffertijd
  1. Bedrijfsonderdeel
  2. Productieafdeling
  3. Vestiging (als de functionaliteit voor meerdere vestigingen is geïmplementeerd)
Gemiddelde omsteltijd
  1. Bedrijfsonderdeel
  2. Productieafdeling
  3. Vestiging (als de functionaliteit voor meerdere vestigingen is geïmplementeerd)
Productietijd
  1. Bedrijfsonderdeel
  2. Productieafdeling
  3. Vestiging (als de functionaliteit voor meerdere vestigingen is geïmplementeerd)
Wachttijd -
Verplaatsingstijd
  1. Bedrijfsonderdeel
  2. Productieafdeling
  3. Vestiging (als de functionaliteit voor meerdere vestigingen is geïmplementeerd)
NB

Een kalender is verplicht voor elke productieafdeling en indien de functionaliteit voor meerdere vestigingen is geïmplementeerd voor elke vestiging. Er is geen verdere fallback nodig.

Doorlooptijdcomponenten voor vaste planning Volgorde voor zoeken kalender:
Orderlooptijd (JSC)
  1. Enterprise-eenheid of vestiging (als de functionaliteit voor meerdere vestigingen is geïmplementeerd)
  2. Bedrijf
Doorlooptijd-offset
  1. Bedrijfsonderdeel
  2. Productieafdeling
  3. Vestiging als de functionaliteit voor meerdere vestigingen is geïmplementeerd
Geplande productietijd
  1. Bedrijfsonderdeel
  2. Productieafdeling
  3. Vestiging als de functionaliteit voor meerdere vestigingen is geïmplementeerd

De doorlooptijdcomponenten in deze tabellen verwijzen zowel naar geplande productieorders in Planning als naar JSC-productieorders.

Routingplanning

Wanneer u plant met routingbewerkingen, wordt elke bewerking gekoppeld aan een afdeling. Voor alle doorlooptijden, behalve wachttijd, wordt de kalender gezocht via de afdeling.

De wachttijd is niet gekoppeld aan een kalender en wordt daarom direct afgetrokken van de einddatum.

Als op detailniveau geen kalender is gedefinieerd, kan er een aantal stappen nodig zijn om de kalender op te halen.

Vaste orderlooptijd

Als u een vaste orderlooptijd gebruikt, is er geen routing en zijn er dus geen betrokken afdelingen.

In plaats daarvan wordt de kalender van de vestiging (als de functionaliteit voor meerdere vestigingen is geïmplementeerd) of van de enterprise-eenheid van het geselecteerde magazijn gebruikt.

Kalenders ophalen per artikelUit de volgende sessies wordt een kalender opgehaald:

  1. Als de functionaliteit voor meerdere vestigingen is geïmplementeerd, de enterprise-eenheid van het planartikel in de sessie Artikelen - planning (cprpd1100m000). De enterprise-eenheid wordt opgehaald uit het default magazijn van het planartikel. NB Een kalender is altijd verplicht voor een vestiging. Een kalender is niet altijd verplicht voor een enterprise-eenheid.
  2. Bedrijven (tcemm1170m000)

De horizon van de vaste orderlooptijd wordt vooruit gepland vanaf de huidige datum (datum van de orderplanningsrun) en maakt gebruik van dezelfde kalender.

Generieke routing

De doorlooptijd-offset en de productietijd maken beide gebruik van de afdelingskalender. De logica voor kalenderselectie is gelijk aan die voor routingplanning.

Productieschema's

Productieschema's hebben slechts één doorlooptijdelement: de doorlooptijd orderplan, die is gedefinieerd in het productiemodel van het RPT-artikel.

Doorlooptijdcomponenten voor het plannen van productieschema's Zoekvolgorde voor kalender
Doorlooptijd orderplan
  1. Bedrijfsonderdeel
  2. Productieafdeling
  3. Vestiging (als de functionaliteit voor meerdere vestigingen is geïmplementeerd)