Ordergestuurde controle op de component-CTP en capaciteit-CTP

Standaardartikelen

Om de datum te berekenen waarop artikelen nodig zijn, haalt LN de doorlooptijd-offsets als volgt op:

  • In de stuklijst wordt de doorlooptijd-offset van de componenten gedefinieerd. Naast deze doorlooptijd-offset wordt op de component ook een offset toegepast op basis van de doorlooptijd voor inslag en uitslag, de veiligheidstijd en de extra doorlooptijd.
  • LN vermenigvuldigt de bewerkingstijden van de routing met de vereiste hoeveelheid om de doorlooptijd-offset voor de capaciteit te berekenen.

Wanneer de behoeftedatum is vastgesteld, wordt de component-CTP online berekend voor elke bucket, zoals opgegeven op het veld Bucket component-CTP in de sessie Planningsparameters (cprpd0100m000).

De capaciteit-CTP wordt echter afgeleid van het resourcehoofdplan dat is gebaseerd op de planperioden, zoals vastgelegd in de sessie Simulatie - perioden (cprpd4120m000). Hierdoor resulteert de doorlooptijd-offset voor de capaciteit in een behoeftedatum die binnen de bucket van het resourcehoofdplan valt, waarna de beschikbare capaciteit van die bucket wordt meegenomen.

NB

U kunt de kritische materialen opgeven door het selectievakje Kritisch in CTP in de sessie Artikelen - planning (cprpd1100m000) in te schakelen.

In een stuklijststructuur kunt u aangeven dat alleen de componenten van het laagste niveau kritisch in CTP zijn. De halffabrikaten hoeven niet als kritisch te worden ingesteld.

Als voor de halffabrikaten alleen het selectievakje Component-CTP is ingeschakeld in de sessie Artikelen - planning (cprpd1100m000), wordt de beschikbaarheid van de halffabrikaten niet berekend met de CTP-controle. In plaats daarvan voeren de CTP-controles op basis van de informatie in de stuklijst alleen een doorlooptijd-offset uit voor dergelijke artikelen. Vervolgens desaggregeert de CTP-controle de kritische componenten en wordt de beschikbaarheid gecontroleerd. Hierdoor bent u in staat om alleen de kritische materialen in de gehele productstructuur te controleren.

Op capaciteiten kan hetzelfde concept worden toegepast. Als het selectievakje Kritisch in CTP is ingeschakeld in de sessie Hulpmiddelen (cprpd2100m000) en het selectievakje Capaciteit-CTP is ingeschakeld in de sessie Artikelen - planning (cprpd1100m000), wordt tijdens de CTP-controle de beschikbaarheid van de resource gecontroleerd. Hierdoor bent u in staat om alleen de kritische materialen in de gehele productstructuur te controleren.

Generieke artikelen

Bij generieke artikelen moeten de juiste materialen en capaciteiten worden gecontroleerd op basis van de gekozen opties in de productvariant. Als eerste configureert de gebruiker de productvariant in bijvoorbeeld de verkooporder. Wanneer de gebruiker de orderhoeveelheid invoert, wordt de CTP van die specifieke configuratie gecontroleerd.

De generieke stuklijst wordt daarom vergeleken met de gekozen opties om de juiste materialen en capaciteiten te vinden. Deze actie vindt online plaats.

De generieke stuklijst wordt gedesaggregeerd, waarbij rekening wordt gehouden met alle beperkingen, wat exact dezelfde actie is als het aanmaken van de klantspecifieke productstructuur voor het generieke artikel. Deze desaggregatie is echter niet meer dan een simulatie om de juiste CTP-waarden te zoeken. Het resultaat van de desaggregatie wordt niet opgeslagen.

De doorlooptijd-offset wordt op dezelfde wijze bepaald als voor standaardartikelen. In plaats van de doorlooptijd-offset (LTO) van de stuklijst wordt echter de doorlooptijd-offset van de generieke stuklijst gebruikt om de behoeftedatum voor de componenten te bepalen. Naast deze doorlooptijd-offset wordt op de component ook een offset toegepast op basis van de doorlooptijd voor inslag en uitslag, de veiligheidstijd en de extra doorlooptijd.

Klantspecifieke artikelen

In het geval van klantspecifieke artikelen worden de controles op de ATP en component-CTP eerst voor de klantspecifieke artikelen uitgevoerd en daarna voor de afgeleid-van artikelen, zoals de volgende afbeelding laat zien:

In de ATP van de STO-artikelen wordt de ATP van de gerelateerde klantspecifieke artikelen niet meegenomen. Als een STO-artikel A een relatie heeft met vijf verschillende klantspecifieke artikelen, wordt de ATP van al deze klantspecifieke artikelen dan ook afgetrokken van de ATP van artikel A.

Deze uitkomst is logisch, want als de ATP wordt gecontroleerd voor een klantspecifiek artikel, mag deze ATP vanzelfsprekend niet de ATP van een van de andere klantspecifieke artikelen gebruiken. De ATP kan alleen de eigen ATP en de ATP van het afgeleid-van artikel gebruiken.

De ATP van het afgeleid-van artikel (A) is gebaseerd op de mutaties en de werkelijke voorraad van het artikel zelf. Met het artikelorderplan voor deze soort artikelen kunt u schakelen tussen de mutaties van het artikel en de mutaties van het afgeleid-van artikel, inclusief de mutaties voor alle klantspecifieke artikelen.

Beide opties voorzien in de ATP voor het afgeleid-van artikel dat is gecontroleerd voor klantspecifieke artikelen.

NB

Dit concept van het controleren van de ATP/CTP voor klantspecifieke artikelen en het afgeleid-van artikel is ook geldig voor klantspecifieke artikelen die zijn afgeleid van een generiek artikel.