Unit-effectivity

U kunt unit-effectivity gebruiken om uitzonderingen te configureren of als een eenvoudige configurator (lichte productconfigurator).

Uitzonderingen configureren

In de meeste gevallen is er één standaardproductieconfiguratie voor een product. In deze context is een configuratie de totale set van gegevens die zijn gerelateerd aan het product (stuklijst, routing, routingbewerkingen enzovoort). Deze standaardconfiguratie wordt gepland en verkocht aan klanten, zonder de configuratie te wijzigen.

Veel bedrijven verkopen echter producten in meerdere, licht verschillende configuraties. Voor al deze verschillende productconfiguraties wordt dezelfde artikelcode gebruikt. Als u een aparte artikelcode voor elke configuratie definieert, moeten er te veel artikelen en gerelateerde gegevens worden opgeslagen.

In LN kunt u unit-effectivity gebruiken om uitzonderingen op de standaardconfiguratie te definiëren zonder aparte artikelen te hoeven definiëren. Om uitzonderingen op de standaardconfiguratie te definiëren, gebruikt u eenheden. Elke eenheid vertegenwoordigt een andere configuratie van hetzelfde artikel. In de eenheid worden de verschillen in productstructuur, routing of andere gegevens aangegeven.

In het volgende voorbeeld ziet u de standaardproductstructuur van een lopende band:

Als een klant de standaardconfiguratie van de lopende band koopt, voert u de effectivity unit 0 (nul) in op de verkooporderregel. Sommige klanten willen echter een extra dikke band. Andere klanten willen weer een andere lengte. Voor die uitzonderingen worden eenheden gedefinieerd in LN.

Eenheid 1 vertegenwoordigt bijvoorbeeld de productstructuur voor een lopende band met een langere lengte. Eenheid 2 is de lopende band met een dikkere band. U kunt configuraties op de stuklijstregel opgeven door middel van uitzonderingen.

In het voorbeeld zijn uitzonderingen gekoppeld aan de stuklijstregels van de lopende band. De stuklijstregels zijn derhalve unit-effective. Andere unit-effective entiteiten zijn bijvoorbeeld routings en routingbewerkingen.

Het definiëren van uitzonderingen is niet beperkt tot gegevens die direct zijn gerelateerd aan het artikel op het bovenste niveau. Een uitzondering van eenheid 1 of 2 kan worden gekoppeld aan elke gewenste unit-effective entiteit. Unit-effectivity kan dus worden gebruikt op meerdere niveaus.

In het volgende voorbeeld is eenheid 3 gedefinieerd als een configuratie met een 220V-motor. Eenheid 3 is gekoppeld aan een component op een lager stuklijstniveau:

Net zoals bij stuklijstregels kunt u uitzonderingen koppelen aan routings, routingbewerkingen en andere entiteiten. In het volgende voorbeeld is een extra bewerking toegevoegd aan de routing voor de lopende band voor eenheid 1 en 2. Als een motor voor een van deze eenheden wordt gemaakt, wordt een van de bewerkingen vervangen door een andere bewerking. Zo moeten er voor eenheid 3 twaalf gaten worden geboord in plaats van tien.

Op sommige locaties in LN kunt u een eenheid invoeren die moet worden gepland, geproduceerd of gekocht. U kunt een eenheid opgeven in een verkooporderregel, productieorder en inkooporderregel. Tijdens het desaggregeren van MRP in Planning wordt rekening gehouden met de eenheid. Een verkooporder voor een eenheid kan resulteren in een inkooporder voor die eenheid, zelfs als het een unit-effective artikel op een lager niveau in de productstructuur betreft.

Behoeften

Een uitzondering is een statement die bepaalt of de entiteit waarvoor de uitzondering is gedefinieerd, bijvoorbeeld een stuklijstregel, al dan niet geldig is voor een specifieke eenheid. Een unit-effective entiteit, zoals een stuklijstregel of een bewerking, kan echter geldig of ongeldig zijn voor een groot aantal eenheden. Daarom moeten er meerdere uitzonderingen worden gedefinieerd. Het aantal uitzonderingen kan zeer groot zijn als er veel eenheden voor het eindproduct bestaan. Om die reden zijn behoeften geïntroduceerd. Een behoefte of requirement is een verzameling eenheden, waarvoor een uitzondering kan worden gedefinieerd. In plaats van voor elke eenheid afzonderlijk meerdere uitzonderingen te definiëren en die te koppelen, kunt u een behoefte aanmaken die bestaat uit alle eenheden, en slechts één uitzondering voor die eenheid definiëren.

De term 'behoefte' wordt gebruikt omdat alle eenheden die worden gecombineerd, zijn geïntroduceerd voor dezelfde behoefte.

In het voorbeeld kunt u de volgende behoeften (van de klant) definiëren:

  • LB: Lange band
  • DB: Dikke band
  • 220: 220V-motor

In het voorbeeld kunt u nu uitzonderingen voor behoeften definiëren, in plaats van uitzonderingen voor eenheden.

De eenheden in de voorbeeld zijn als volgt aan de behoeften gekoppeld:

Behoefte Eenheden
LB 1
DB 2
220 3

Vervolgens moet u eenheid 4 definiëren. Eenheid 4 vertegenwoordigt de behoeften Lange band en 220V. Eenheid 5 vertegenwoordigt de behoeften Dikke band en 220V.

De volgende tabel bevat alle eenheden:

Behoefte Eenheden
LB 1,4
DB 2,5
220 3,4,5

In de volgende afbeelding zijn de behoeften gekoppeld aan de stuklijstregels:

Lichte productconfigurator

U kunt unit-effectivity gebruiken als een eenvoudige configurator. In sommige situaties is de PCF-configurator in Productie te uitgebreid om te gebruiken: generieke artikelen, kenmerken, opties en constraints moeten allemaal worden ingesteld, en dat vergt veel werk.

Als u de PCF-productconfigurator gebruikt, wordt voor elke configuratie een uniek nummer gegenereerd. Dit nummer noemen we de productvariant.

Als u unit-effectivity als een configurator wilt gebruiken, moet u het selectievakje Effectivity unit genereren tijdens invoer van vraag in de sessie Parameters unit-effectivity (tcuef0100s000) inschakelen. Als u nu een verkooporderregel invoert voor een unit-effective artikel, genereert LN een nieuwe eenheid. Het nummer van de eenheid duidt de configuratie in LN aan. Vanuit de verkooporderregel kunt u het configuratieproces voor de gegenereerde eenheid starten. Tijdens dit configuratieproces selecteert u de relevante behoeften voor het artikel.

Voorbeeld

Stel, u gebruikt unit-effectivity als een configurator in het eerdere voorbeeld. In dat geval moet u de unit-effective lopende band invoeren op de verkooporderregel. Er wordt een nieuwe effectivity unit gegenereerd, bijvoorbeeld eenheid 15. Daarna moet u de behoeften voor eenheid 15 selecteren.

Aan het begin van het configuratieproces zijn er nog geen behoeften aan de eenheid gekoppeld:

Artikel: LOPENDE BAND

Eenheid 15

- -
- -

Tijdens het configuratieproces kunt u eenheden selecteren. U kunt ook een lijst met default behoeften ophalen: de behoeften die u het meest gebruikt. Daarna kunt u de default lijst aanpassen.

Aan het einde van het configuratieproces worden de behoeften geselecteerd:

Artikel: LOPENDE BAND

Eenheid 15

LB Lange band
220 220V

Het resultaat van de koppeling is dat eenheid 15 nu behoort tot de behoeften LB en 220.

In de volgende tabel ziet u een overzicht van alle eenheden die zijn gekoppeld aan de behoeften, inclusief het vorige voorbeeld:

Behoefte Eenheden
LB 1,4,15
DB 2,5
220 3,4,5,15

Omdat de eenheid is gekoppeld aan een behoefte, zijn alle uitzonderingen die van toepassing zijn op de behoefte ook van toepassing op de gegenereerde eenheid. Hierdoor worden de juiste stuklijstregels en bewerkingen geselecteerd.

Pegging

Unit-effectivity biedt ook mogelijkheden voor pegging op meerdere niveaus. Op de verkooporderregel met een unit-effective artikel, kunt u een eenheidnummer genereren dat uniek is voor de verkooporderregel. De omschrijving van de eenheid bestaat uit het nummer van de verkooporder en de positie van de verkooporderregel. MRP desaggregeert de eenheid naar alle niveaus onder het artikel op de verkooporderregel. U kunt deze eenheid bekijken op alle niveaus in voorraad. De eenheid wordt opgeslagen voor productie-, magazijn-, inkoop- en serviceorders. Hierdoor bestaat er op alle niveaus en op veel plaatsen een peg voor de verkooporder.

In de volgende afbeelding ziet u hoe pegging werkt:

U kunt een peggingverslag opvragen. In het verslag worden alle orders weergegeven die aan een bepaalde eenheid zijn gekoppeld.

Uitwisselbaarheid

De voorraad voor verschillende eenheden van hetzelfde artikel kan uitwisselbaar zijn. MRP desaggregeert het hoogste niveau naar de lagere niveaus van de stuklijststructuur. Zonder uitwisselbaarheid kunt u alleen voorraad van de aangevraagde eenheid gebruiken. In het vorige voorbeeld zou eenheid 15 dan worden aangevraagd op alle niveaus onder het niveau van de lopende band. U kunt de uitwisselbaarheid van artikelen en eenheden echter zelf bepalen.

Stel dat in het vorige voorbeeld artikeleenheden van het artikel MOTOR uitwisselbaar zijn. Op de behoeftedatum van MOTOR is eenheid 15 niet beschikbaar. Een andere eenheid, eenheid 16, is echter wel beschikbaar. In plaats van eenheid 15 kunt u eenheid 16 gebruiken, omdat de eenheden van het artikel MOTOR uitwisselbaar zijn.

MRP gebruikt automatisch uitwisselbare eenheden als de vereiste eenheden niet beschikbaar zijn en er redundante voorraad van een uitwisselbare eenheid is.

Uitwisselbaarheid wordt ook gebruikt in Magazijnbeheer. Als een vereiste eenheid niet beschikbaar is, worden de uitwisselbaarheidsinstellingen gebruikt om te controleren of een andere eenheid kan worden gebruikt.

Gelijkheid

Sommige niveaus van productstructuren zijn hetzelfde voor verschillende eenheden. In het vorige voorbeeld zijn de stuklijst en routing van de lopende band hetzelfde voor eenheid 1 en 4. Hierdoor kunnen eenheid 1 en 4 van de lopende band worden gecombineerd in één productieorder. Zo kan een productieorder met een artikelhoeveelheid van 2 bestaan uit één artikel voor eenheid 1 en één artikel voor eenheid 4.

MRP controleert de gelijkheid van eenheden tijdens het desaggregeren. Als de stuklijst en routing van een artikel hetzelfde zijn voor verschillende eenheden, en als er behoeften voor die eenheden bestaan, worden die eenheden door MRP gecombineerd en wordt er één order gegenereerd met meerdere orderregels voor verschillende eenheden. Bij het genereren van de order wordt ook rekening gehouden met standaardlogica van MRP, zoals een specifiek orderinterval of een maximum orderhoeveelheid.

Voor een productieorder kunt u alle eenheden bekijken in de orderdistributie. U kunt de orderdistributie starten vanuit de kop van de productieorder.

Kostprijsberekening

Voor elk artikel kunt u de kostprijs per eenheid berekenen. U kunt de kostprijs berekenen zodra er een eenheid voor het artikel is opgegeven. Dat betekent dat u de kostprijs al in een vroeg stadium kunt berekenen. Als u unit-effectivity gebruikt als productconfigurator, kunt u ook de kostprijs berekenen wanneer de eenheid is gegenereerd.

Deze kostprijs dienen ter informatie, en kunnen niet worden gebruikt als (werkelijke) kostprijs. De kostprijs voor eenheden wordt niet gebruikt in voorgecalculeerde kostprijsberekeningen in JSC en PCS.