Basisgegevens voor unit effectivity
Unit-effective artikel
Een effectivity unit kan alleen bestaan in combinatie met een artikel en niet afzonderlijk. De artikelen waarvoor eenheden worden gegenereerd, noemen we unit-effective artikelen. Doorgaans is het unit-effective artikel het artikel op het bovenste niveau van een structuur met meerdere niveaus waarvoor een verkooporder is aangemaakt. Eindproducten hoeven echter niet per se unit-effective te zijn. Als u bijvoorbeeld een verkooporder of productieorder voor een artikel aanmaakt, kunt u een effectivity-unit invoeren, zelfs als het artikel niet unit-effective is of de eenheid bij een ander unit-effective artikel hoort. Hierdoor is het mogelijk reserveonderdelen of halffabricaten voor een bepaalde configuratie te verkopen.
Als er meerdere unit-effective eindproducten bestaan, kunt u aan de hand van de koppeling tussen eenheid en eindproduct gemakkelijk achterhalen voor welk artikel op het bovenste niveau een activiteit wordt uitgevoerd in het productieproces.
Stel, een lopende band is een unit-effective eindproduct en voor die lopende band is eenheid 15 gedefinieerd. In dat geval kan een gebruiker inkooporders en productieorders op lagere niveaus herleiden naar die specifieke lopende band. Zie de volgende afbeelding:
Om een artikel te definiëren als unit-effective, schakelt u in de detailsessie Artikelen (tcibd0501m000), op het tabblad Unit-effectivity, het selectievakje Unit-effective eindproduct in.
Effectivity serie
Eenheden zijn unieke nummers die worden gegenereerd door LN. Deze nummers zijn nogal onpraktisch voor gebruikers. Gebruikers prefereren logische codes. Om die reden kunnen gebruikers, voordat de eenheid wordt gegenereerd, voor elke instantie van een artikel een identificatiecode invoeren. Deze code bestaat uit een seriecode en een volgnummer. Als u meerdere volgnummers tegelijk wilt definiëren, voert u gewoon het eerste en het laatste volgnummer in dat u wilt definiëren. Voor elk volgnummer dat wordt gebruikt in combinatie met de seriecode, genereert LN een unieke eenheidcode.
Zo kunt u bijvoorbeeld 20 volgnummers genereren voor de serie AGR (landbouw). U kunt dit proces uitvoeren in de sessie Artikelen - effectivity series (tcuef0101m000).
Eenheden
Nadat u het eerste en laatste volgnummer van de serie hebt gedefinieerd, genereert LN de eenheden voor alle volgnummers van de serie. Start de sessie Artikelen - effectivity series (tcuef0101m000) en klik in het geschikte menu op .
LN genereert een eenheid voor elk volgnummer.
Standaardconfiguratie en uitzonderingen
Voor veel entiteiten in LN kunt u bepalen of de entiteiten bij de standaardconfiguratie horen of alleen geldig zijn voor een specifieke eenheid.
U moet voor de entiteit definiëren, bijvoorbeeld in de stuklijstregel, of de entiteit bij de standaardconfiguratie of een specifieke eenheid hoort. Een zogenaamde uitzondering, die is gerelateerd aan de entiteit, wordt gebruikt om te definiëren of die entiteit al dan niet geldig is voor een specifieke eenheid. LN gebruikt de volgende logica om te verifiëren of een entiteit geldig (dat wil zeggen, van kracht of geselecteerd) is voor een specifieke entiteit:
Als een van de volgende beweringen waar is, is een entiteit geldig voor een eenheid:
- De entiteit hoort bij de standaardconfiguratie.
- De entiteit hoort niet bij de standaardconfiguratie, maar de entiteit is geldig voor de opgegeven eenheid.
Als een van de volgende beweringen waar is, is een entiteit ongeldig voor een eenheid:
- De entiteit hoort niet bij de standaardconfiguratie.
- De entiteit hoort bij de standaardconfiguratie maar de entiteit is ongeldig voor de opgegeven eenheid.
Met andere woorden, als een entiteit bij de standaardconfiguratie hoort, is de entiteit geldig voor alle eenheden, tenzij er een uitzondering is opgegeven dat de entiteit ongeldig is voor een eenheid. Als een entiteit niet bij de standaardconfiguratie hoort, is de entiteit ongeldig voor alle eenheden, tenzij er een uitzondering is opgegeven dat de entiteit geldig is voor een specifieke eenheid.
U kunt bijvoorbeeld definiëren dat twee stuklijstregels van de lopende band, LANGE BAND en DIKKE BAND, bij specifieke eenheden horen. Die stuklijstregels horen niet bij de standaardconfiguratie. De overige stuklijstregels van de lopende band horen wel bij de standaardconfiguratie.
Door uitzonderingen te definiëren, kunt u opgeven of eenheden geldig of ongeldig zijn voor bepaalde eenheden. Om uitzonderingen te definiëren, moet u gebruikmaken van de sessie Uitzonderingen (tcuef0105m000). U start deze sessie vanuit een sessie waarin unit-effective entiteiten worden gedefinieerd, bijvoorbeeld de sessie Stuklijst (tibom1110m000) of Routingbewerkingen (tirou1102m000).
In het voorbeeld is de component LANGE BAND geldig voor eenheid 9584. U geeft dit op in een uitzondering voor die stuklijstregel. Klik op Stuklijst (tibom1110m000) om de sessie Uitzonderingen (tcuef0105m000) te starten.
in de sessieDe stuklijstregelgegevens zijn al ingevuld in de sessie Uitzonderingen (tcuef0105m000). U hoeft alleen op te geven voor welke eenheid de stuklijstregel geldig of ongeldig is. In het voorbeeld geeft u op dat de stuklijst geldig is voor eenheid 9584.
Nadat u uitzonderingen voor een unit-effective entiteit hebt gedefinieerd, kunt u de entiteit (in dit geval de stuklijstregel) uitsluiten van de standaardconfiguratie door het selectievakje Standaardconfiguratie in de sessie Stuklijst (tibom1110m000) uit te schakelen.
Als er geen uitzonderingen voor de entiteit zijn vastgelegd, kunt u niet opgeven of een entiteit bij de standaardconfiguratie hoort. Als er geen uitzonderingen zijn gekoppeld en u het selectievakje Standaardconfiguratie kunt uitschakelen, is de entiteit noch geldig voor de standaardconfiguratie, noch voor een eenheid.
Als bijvoorbeeld BAND STANDAARD bij de standaardconfiguratie hoort, maar dat artikel ongeldig moet zijn voor eenheid 9584 en 9585, kunt u dit opgeven in uitzonderingen.
Behoeften
U kunt de geldigheid van entiteiten definiëren op behoefteniveau. In de uitzonderingen kunt u definiëren voor welke behoefte een entiteit geldig of ongeldig is.
U definieert behoeften in de sessie Requirements (tcuef0106m000).
Voor elke behoefte definieert u de gerelateerde effectivity units in de sessie Requirement - effectivity units (tcuef0107m000).
Het koppelen van effectivity units aan behoeften is handig als u een uitzondering wilt definiëren voor meerdere effectivity units tegelijk. Als er bijvoorbeeld een uitzondering nodig is in de stuklijst van de lopende band, kunt u de uitzondering definiëren voor een specifieke behoefte. Daarna is de uitzondering geldig voor alle effectivity units die aan die behoefte zijn gekoppeld. Op deze manier hoeft u de uitzondering niet voor elke effectivity unit afzonderlijk op te geven.
In het voorbeeld is 'lange band', een stuklijstcomponent van de lopende band, geldig voor de behoefte LB. Als u dit definieert in een uitzondering, is de stuklijstregel automatisch geldig voor eenheid 9584 en 9587.
U niet zowel verwijzen naar een behoefte als een eenheid in één uitzondering. U definieert een uitzondering dus op het niveau van de behoefte óf van de eenheid.
Behoeften groeperen
In de sessie Artikel - requirements (tcuef0108m000) kunt u behoeften groeperen door ze te koppelen aan een specifieke entiteit of een specifieke combinatie van entiteiten. U kunt behoeften groeperen voor de volgende entiteiten:
- Verkopen-aan relatie
- Verzenden-aan land
- Verzenden-van magazijn
- Eindproduct
U kunt gegroepeerde behoeften gebruiken bij het invoeren van verkooporders. Als u een verkooporder invoert voor een bepaalde verkopen-aan relatie, verzenden-aan land, verzenden-van magazijn, eindproduct of combinatie van entiteiten, kunt u de sessie Artikel - requirements (tcuef0108m000) starten vanuit de sessie Effectivity unit (tcuef0102m000) om de toepasselijke behoeften (requirements) te vinden. Zo nodig kunt u echter nog behoeften selecteren die niet zijn gedefinieerd in de sessie Artikel - requirements (tcuef0108m000).
Default requirements
In de sessie Artikel - requirements (tcuef0108m000) kunt u ook behoeften definiëren als defaults. Als u een verkooporder invoert en er meerdere behoeftensets op de verkooporder van toepassing zijn, haalt LN alleen de default behoeften op.
U definieert bijvoorbeeld een aantal behoeften voor een specifiek eindproduct, waarvan sommige worden gebruikt als defaults. U definieert ook sommige default behoeften voor een specifieke verkopen-aan relatie. Als u een verkooporder aanmaakt voor dat specifieke eindproduct en die verkopen-aan relatie, haalt LN alleen de default behoeften op.
Uitwisselbaarheid instellen
U kunt uitwisselbaarheid instellen op verschillende niveaus:
- Bedrijfsniveau
- Artikelniveau
- Serieniveau
Bedrijfsniveau
Als het selectievakje Alle effectivity units zijn uitwisselbaar in de sessie Parameters unit-effectivity (tcuef0100s000) is ingeschakeld, zijn alle eenheden in een specifiek bedrijf uitwisselbaar. Deze instelling overrulet alle andere uitwisselbaarheidsinstellingen op lagere niveaus.
Artikelniveau
Als het selectievakje Effectivity units zijn uitwisselbaar in de detailsessie Artikelen (tcibd0501m000) is ingeschakeld, zijn alle eenheden van een specifiek artikel uitwisselbaar. Deze instelling overrulet de uitwisselbaarheidsinstellingen op serieniveau.
Serieniveau
Het meest gedetailleerde niveau waarop u uitwisselbaarheidsinstellingen kunt definiëren, is het serieniveau. Op serieniveau kunt u de volgende selectievakjes inschakelen:
- Als het selectievakje Uitwisselbaar in serie in de sessie Artikelen - effectivity series (tcuef0101m000) is ingeschakeld, zijn alle eenheden in de serie die in het veld Effectivity serie is opgegeven, uitwisselbaar.
- Als het selectievakje Uitwisselbaar met andere uitwisselbare serie in de sessie Artikelen - effectivity series (tcuef0101m000) is ingeschakeld, zijn de eenheden van de serie die in het veld Effectivity serie is opgegeven, uitwisselbaar met de eenheden van andere series van hetzelfde artikel waarvoor het selectievakje Uitwisselbaar met andere uitwisselbare serie is ingeschakeld.
- Als het selectievakje Uitwisselbaar met standaardconfiguratie en vice versa in de sessie Artikelen - effectivity series (tcuef0101m000) is ingeschakeld, zijn de eenheden van de serie die in het veld Effectivity serie is opgegeven, uitwisselbaar met de standaardconfiguratie. Technisch gezien is de standaardconfiguratie eenheid 0 (nul).
De selectievakjes Alle effectivity units zijn uitwisselbaar en Eindproduct is uitwisselbaar in de sessie Artikelen - effectivity series (tcuef0101m000) geven uw instellingen op bedrijfs- of artikelniveau aan. Als een van deze selectievakjes is ingeschakeld, kunt u het andere selectievakje niet inschakelen.
Eenheden configureren
U kunt eenheden configureren in de sessie Effectivity unit (tcuef0102m000). In deze sessie kunt u de volgende processen uitvoeren:
- Behoeften koppelen
- Kostprijs per eenheid berekenen
- Verkoopkenmerken koppelen
- Procesvariabelen definiëren
Gewoonlijk configureert u eenheden op verkooporderregels. U kunt echter elke eenheid configureren in LN.
Verkoopprijzen
U kunt voor elke behoefte een meerprijs opgeven. Op basis van de geselecteerde behoeften voor een effectivity unit, voegt LN de meerprijs toe aan de verkoopprijs. De verkoopprijs kan dus per effectivity unit verschillen. De uiteindelijke verkoopprijs die wordt weergegeven op de verkooporderregel, is inclusief de meerprijs voor de behoeften.
U definieert meerprijzen in de sessie Requirements (tcuef0106m000).