Gevolgen van het instellen van gegevens voor referentieactiviteit en hoofdrouting per vestiging/servicebureau

U kunt een referentieactiviteit of hoofdrouting aan diverse serviceobjecten koppelen. Wanneer de functionaliteit voor meerdere vestigingen is geïmplementeerd, kunt u de gegevens definiëren voor de combinatie van:

  • Referentieactiviteit en vestiging ( Referentieactiviteiten per vestiging (tsacm1102m000))
  • Referentieactiviteit en servicebureau ( Referentieactiviteiten per servicebureau (tsacm1102m100))
  • Hoofdrouting en vestiging ( Hoofdroutings per vestiging (tsacm1102m200))
  • Hoofdrouting en servicebureau ( Hoofdroutings per servicebureau (tsacm1102m300))
NB

Als de selectievakjes Referentieactiviteit per vestiging is verplicht en Hoofdrouting per vestiging is verplicht zijn ingeschakeld in de sessie Parameters activiteitenbeheer (tsacm0100m000), kunt u alleen een referentieactiviteit of hoofdrouting koppelen die voor een vestiging/servicebureau is gedefinieerd.

Een referentieactiviteit of hoofdrouting kan aan de volgende objecten worden gekoppeld:

  • Serviceorder en activiteit

    U kunt een hoofdrouting aan een serviceorder en de referentieactiviteit aan een serviceorderactiviteit koppelen.

    Voor een interne serviceorder (Verkopen-aan relatie niet opgegeven) controleert Infor LN of er gegevens zijn gedefinieerd voor de combinatie van de hoofdrouting en de Vestiging in de sessie Hoofdroutings per vestiging (tsacm1102m200).

    Voor een externe serviceorder (Verkopen-aan relatie opgegeven) controleert Infor LN of er gegevens zijn gedefinieerd voor de combinatie van de hoofdrouting en het Servicebureau in de sessie Hoofdroutings per servicebureau (tsacm1102m300).

  • Artikelreparatieregel en activiteit van reparatieverkoop

    U kunt een hoofdrouting of een referentieactiviteit koppelen aan een artikelreparatieregel en een activiteit.

    Voor referentieactiviteiten controleert Infor LN of er gegevens zijn gedefinieerd voor de combinatie van:

    • De referentieactiviteit en de Reparatievestiging (ontvangst) die zijn opgegeven voor de artikelreparatieregel in de sessie Referentieactiviteiten per vestiging (tsacm1102m000).
    • De referentieactiviteit en het Servicebureau die voor de reparatieverkooporder zijn opgegeven in de sessie Referentieactiviteiten per servicebureau (tsacm1102m100).

    Voor hoofdroutings controleert Infor LN of er gegevens zijn gedefinieerd voor de combinatie van:

    • De hoofdrouting en de Reparatievestiging (ontvangst) die voor de artikelreparatieregel zijn opgegeven in de sessie Hoofdroutings per vestiging (tsacm1102m200).
    • De hoofdrouting en het Servicebureau die voor reparatieverkooporder zijn opgegeven in de sessie Hoofdroutings per servicebureau (tsacm1102m300).
  • Werkorder en activiteit

    U kunt een hoofdrouting aan een werkorder en de referentieactiviteit aan een werkorderactiviteit koppelen.

    • Voor interne en externe werkorders controleert Infor LN of er gegevens zijn gedefinieerd voor de combinatie van:
      • De hoofdrouting en de Reparatievestiging die voor de werkorder zijn opgegeven in de sessie Hoofdroutings per vestiging (tsacm1102m200).
      • De hoofdrouting en het Bedrijfsbureau die voor de werkorder zijn opgegeven in de sessie Hoofdroutings per servicebureau (tsacm1102m300).
    • Voor werkorderactiviteiten controleert Infor LN of er gegevens zijn gedefinieerd voor de combinatie van:
      • De referentieactiviteit en de Vestiging die voor de werkorderactiviteit zijn opgegeven in de sessie Referentieactiviteiten per vestiging (tsacm1102m000).
      • De referentieactiviteit en de Afdeling die voor de werkorderactiviteit zijn opgegeven in de sessie Referentieactiviteiten per servicebureau (tsacm1102m100).
  • Preventief onderhoud

    Infor LN controleert bij preventief onderhoud of er gegevens zijn gedefinieerd voor de combinatie van:

    • De referentieactiviteit en de Vestiging die voor de geplande activiteit zijn opgegeven in de sessie Referentieactiviteiten per vestiging (tsacm1102m000).
    • De hoofdrouting en de Vestiging die voor de geplande activiteit zijn opgegeven in de sessie Hoofdroutings per vestiging (tsacm1102m200).
  • Call

    Infor LN controleert of er gegevens zijn gedefinieerd voor de combinatie van de referentieactiviteit/hoofdrouting en de vestiging voor het serviceobject waarnaar de call wordt doorgezet.