Woordenlijst voor Enterprise Modeler

aanmeldcode (gebruiker)
De aanmeldcode van een gebruiker / medewerker op de server (Unix, Windows) waarop de LN-applicatie geïnstalleerd is.
actieve ERP-component
De ERP-component (versie) die momenteel actief is.
actieve ERP-component
De ERP-component (versie) die momenteel actief is.
actieve modelversie
De versie van het DEM-model dat momenteel in gebruik is.
activiteit
Onderdeel van een bedrijfsproces dat - afhankelijk van de soort activiteit - een bepaalde actie door LN of een LN-gebruiker vereist:
  • Handmatige activiteit
    Een taak die niet is geautomatiseerd.
  • Bedrijfsproces
    Een hierarchische expansie van een bedrijfsproces.
  • Applicatie
    Een softwareprogramma dat op de client of server wordt uitgevoerd in het kader van een bepaalde versie van het DEM-model.
  • op bestand gebaseerd (client)
    Een bestand waarvoor, aan de hand van de bestandsextensie, de daaraan gekoppelde applicatie op de client wordt gestart.
  • trigger verzenden
    Een bedrijfsproces wordt gestart zonder enige interactie met de gebruiker.
activiteit-instantie
Een (uitvoerbare) activiteit binnen een enkele uitvoering van een procesinstantie.
afgeleid-van versie
Bepaalt van welke versie het modelonderdeel is afgeleid.
antwoorden op wizardstappen
N.a.v. een vraag van een wizard kunt u kiezen uit een aantal mogelijke antwoorden. Veelal zijn de mogelijke antwoorden al in LN voorgedefinieerd o.b.v. het domein dat aan de wizardvraag gekoppeld is.
antwoorden op wizardstappen
Een tekst met uitleg over de functie van de wizard.
AO-document
Een documentnummer dat u in het kader van de administratieve organisatie van een bedrijf aan een bepaalde activiteit kunt koppelen.
applicatie
Een applicatie binnen een componentdefinitie.
applicatie
Een applicatie binnen een componentdefinitie.
argument
Additionele informatie m.b.t. een component, waarmee bepaalde voorgedefinieerde acties kunnen worden uitgevoerd.
associatieve entiteiten
Deze entiteitensoort wordt gebruikt om twee entiteiten aan elkaar te koppelen via een many-to-many relatie.
autorisatie gebruiker
Het autorisatieniveau dat is toegekend aan een bepaalde gebruiker om met een componentactiviteit te werken.

De volgende autorisatieniveaus zijn mogelijk:

  • Opvragen
  • Afdrukken/Opvragen
  • Wijzigen/Afdrukken/Opvragen
  • Invoegen/Wijzigen/Afdrukken/Opvragen
  • Volledige autorisatie
bedrijf
Een werkomgeving voor het boeken van logistieke of financiële mutaties. Alle gegevens m.b.t de mutaties opgeslagen binnen de database voor dat bedrijf. Elke bedrijf heeft zijn eigen unieke set van databasetabellen en -gegevens. Het bedrijfsnummer identificeert de gegevens. Infor LN kent drie soorten bedrijven:
  • Logistiek bedrijf
  • Financieel bedrijf
  • Zowel logistiek als financieel bedrijf. In een structuur met meerdere vestigingen kan de bedrijfsdatabase bestaan uit tabellen van het bedrijf zelf en uit tabellen die gedeeld worden met andere bedrijven.
bedrijfsbesturingsdiagram
Een grafische weergave van het primaire proces binnen een organisatie en de bijbehorende bedrijfsfuncties die nodig zijn om het proces aan te sturen.
bedrijfsbesturingsmodel
Een referentie- of projectmodel bestaat uit een of meer bedrijfsbesturingsdiagrammen die initieel zijn vastgelegd in de bibliotheek van DEM-componenten.
bedrijfsfunctie
Een modelonderdeel dat gebruikt wordt om een groep gerelateerde bedrijfsactiviteiten op hoofdlijnen vast te leggen.

Een bedrijfsfunctie wordt in Bedrijfsbesturingsdiagrammen (BCM) gebruikt om vast te leggen hoe het primaire proces binnen een organisatie wordt uitgevoerd. Een bedrijfsfunctie is het voornaamste bestanddeel van een bedrijfsfunctiemodel (BFM). Een bedrijfsfunctiemodel (BFM) bevat een hiërarchische structuur van bedrijfsfuncties.

Een bedrijfsfunctiemodel kan ook gebruikt worden om een functiemodel om te zetten naar een procesmodel.

bedrijfsfunctiediagram
Een grapfische weergave van de hiërarchische structuur van relaties tussen bedrijfsfuncties.
NB

Het laagste niveau van bedrijfsfuncties wordt gebruikt om de waarde van statische condities in te stellen. Het niveau direct boven het laagste niveau wordt gebruikt om bedrijfsprocessen aan bedrijfsfuncties te koppelen.

bedrijfsfunctiemodel
Een bedrijfsfunctiemodel bestaat uit een verzameling van bedrijfsfuncties die van tevoren in de bibliotheek zijn aangemaakt.
bedrijfsmodel
Een model dat de structuur van een bedrijfsorganisatie weergeeft.

Er zijn twee soorten bedrijfsmodellen:

  • Referentie modellen gelden voor bepaalde branches of bedrijfstypologieën.
  • Project modellen gelden voor één bepaalde organisatie.
bedrijfsmodel
Een grafische weergave van een organisatie met meerdere vestigingen. Een bedrijfsmodel bestaat uit een bedrijfsstructuurmodel met onderliggende procesmodellen.
bedrijfsonderdeel
Een financieel zelfstandig onderdeel van uw organisatie, bestaande uit bedrijfsonderdelen, afdelingen, magazijnen en eventueel projecten. De entiteiten van een enterprise-eenheid moeten tot hetzelfde logistieke bedrijf behoren, maar een logistiek bedrijf kan meerdere bedrijfsonderdelen bevatten. Een bedrijfsonderdeel is gekoppeld aan een enkelvoudig financieel bedrijf.

Wanneer u logistieke mutaties tussen bedrijfsonderdelen uitvoert, worden die geboekt in de financiële bedrijven die aan elk bedrijfsonderdeel gekoppeld zijn. Een bedrijfsstructuurmodel definieert de relaties tussen de bedrijfsonderdelen, waartussen goederen uitgewisseld kunnen worden. Om uitwisseling van facturen en prijzen tussen bedrijfsonderdelen mogelijk te maken, moet u de bedrijfsonderdelen koppelen aan interne handelsrelaties.

U kunt bedrijfsonderdelen ook gebruiken om een aparte boekhouding voor bepaalde delen van het bedrijf te voeren. Zo kunt u bijvoorbeeld verschillende onderdelen van uw bedrijf als één logistiek bedrijf definiëren, ook als die in verschillende landen gevestigd zijn. De boekhouding van elk bedrijfsonderdeel wordt in de lokale valuta van het betreffende land ingevoerd en doorgeboekt naar het financiële bedrijf dat gekoppeld is aan het bedrijfsonderdeel.

bedrijfs-periodetabel
Per kalender legt de periodetabel de perioden binnen een jaar vast. Het maximum aantal jaardelen is 99. Het maximum aantal perioden in een jaar is 13.
bedrijfsproces
Een verzameling van één of meer activiteiten en toestanden die samen een bepaald bedrijfsdoel dienen.
bedrijfsprocesdiagram
Een grafische weergave van de doelstellingen via een processtructuur in de vorm van een Petri Net.
bedrijfsprocesmodel
Een onderdeel van een referentiemodel of een projectmodel bestaande uit een of meer bedrijfsprocesdiagrammen die initieel in de bibliotheek aangemaakt zijn.
bedrijfsstructuur
Een verzameling gegevens van de verschillende (child-)bedrijven die samen een parent-bedrijf vorm en die gebruikt worden om de waarden van prestatie-indicatoren te aggregeren. De onderliggende bedrijven moeten dezelfde pakketcombinatie als het parent-bedrijf hebben.
bedrijfsstructuurdiagram
Een grafische weergave van de geografische locatie van bedrijfsonderdelen en hun onderlinge relaties binnen het geheel van een organisatie met meerdere vestigingen.

U kunt verschillende soorten relaties tussen bedrijfsonderdelen modelleren, inclusief de bijbehorende financiële, informatie- en goederenstromen.

bibliotheek
Een verzameling van modelcomponenten.

LN onderscheidt de volgende bibliotheken:

  • Bedrijfsfuncties
  • Bedrijfsprocessen
  • Bedrijfsbesturingsdiagrammen

Een logische set van onderdelen uit de bibliotheek kan samen een bedrijfsmodel vormen.

bibliotheekhelp
Help met algemeen informatie over een modelonderdeel. Bibliotheekhelp kan ook vanuit een bedrijfsmodel opgeroepen worden.
buffer
Een voorraadpunt binnen de primaire goederenstroom in een bedrijfsbesturingsdiagram.
Cardinaliteit
Een specificatie van het aantal mogelijke entiteiten per entiteit.
categorie
Een verdeling binnen een classificatiesysteem. De meeste modelonderdelen kunnen in categorieën worden ingedeeld.
centraal bedrijf
Het bedrijf waarin alle DEM-modellen zijn opgeslagen. DEM-modellen zijn toegankelijk dankzij centrale opslag.
child bedrijfsbesturingsdiagram
Een bedrijfsbesturingsdiagram dat deel uitmaakt van een ander bedrijfsbesturingsdiagram. Een of meer onderliggende diagrammen kunnen aan een parent-diagram worden gekoppeld. Eén onderliggend diagram kan ook aan meerdere parent-diagrammen worden gekoppeld.
child-medewerkersgroep
Een onderliggende groep die onderdeel uitmaakt van een hoofdgroep van medewerkers.
component
Een set van applicaties met bijbehorende gegevens.
componentrelease
Identificatie van een bepaalde versie van een component.
consistentie-regel
Een expressie die één of meer bedrijfsfuncties bevat waarmee de consistentie tussen bedrijfsfuncties in een bedrijfsmodel gecontroleerd kan worden.
controleactiviteit
Een activiteit binnen een bedrijfsproces dat een beslissingsmoment inhoudt. M.b.v. statische en dynamische condities voor de uitgaande transities bepaalt de ontwerper de route door het bedrijsproces (m.a.w. welke activiteiten uitgevoerd moeten worden, en in welke volgorde). Mogelijke controlestappen zijn bijvoorbeeld: XOR, OR, en AND.
coördinator
De medewerker die leiding geeft aan één of meer groepen medewerkers, waardoor hij alle bedrijfsprocessen ontvangt van die groepen.
deadlinedatum/-tijd
De datum en het tijdstip waarop een bepaalde proces-instantie gereed moet zijn.

Zie ook: streefdatummodus

DEM-componenten
Een van de bouwstenen van de Enterprise Modeler.
diarising
Als een werkopdracht opnieuw wordt ingepland, zal deze niet meer zichtbaar zijn in de werklijst. Indien de werkopdracht uitgevoerd moet worden, moet de gebruiker hem eerst opnieuw indienen (resubmit). Inplannen (diarising) is mogelijk per werkopdracht of collectief per proces of per folder.
distributiealgoritme
Verdeelt de instanties van de activiteit over de Werkstroom-gebruikers volgens een vrij definieerbaar mechanism. Het distributiealgoritme wordt d.m.v. een scripttaal vastgelegd en opgeslagen in de Werkstroom-database.
dummy
Een placeholder. Dummy activiteiten zijn nodig om deadlocks in Petri-net structuren te voorkomen.
Dynamic Enterprise Modeler
Een instrument voor het opzetten en beheren van een model van een organisatie die de ERP-software gebruikt.

De hiërarchische structuur omvat de volgende modelonderdelen:

  • Enterprise-structuurmodel
  • Bedrijfsmodellen
  • Gegevensmodellen
dynamic link library
Een kenmerk van operating systems waarmee uitvoerbare programmaroutines als aparte bestanden met een .dll extensie bewaard kunnen worden om op afroep door een ander programma uitgevoerd te kunnen worden.
Synoniem: DLL
Dynamic menu-browser
Een persoonlijke menustructuur met de bedrijfsprocessen en activiteiten waarvoor een medewerker geautoriseerd is.
dynamische conditie
Een conditie die kan worden gekoppeld aan een uitgaande transitie van een beheeractiviteit. De uitkomst van de conditie (TRUE of FALSE) wordt runtime bepaald door het Werkstroom-systeem en bepaalt tevens de manier waarop het bedrijfsproces doorlopen wordt.
eenheid
De grootheid waarin hoeveelheden worden uitgedrukt. Bijv. lengte uitgedrukt in meters, volume in kubieke meters.
eigenaar
Een ERP-gebruiker die verantwoordelijk is voor een bepaald modelonderdeel of modelversie.
einddatum
De datum waarop een proces een bepaalde toestand bereikt moet hebben. Wanneer de beoogde toestand niet bereikt is, start het Workflow Management System een voorgedefinieerde actie. Een deadline is een bijzondere vorm van geplande einddatum.
enterprise model browser
Browser voor de grafische weergave van (delen van) een bedrijfsmodel.
Enterprise Modeler Editor
Met behulp van de EME kunt u DEM-modellen en entiteit-relatiediagrammen aanmaken en beheren.
Acroniem: EME
enterprise-structuurmodel
Een enterprise-structuurdiagram is een grafische weergaven van de geografische locatie van bedrijfsonderdelen en hun onderlinge relaties binnen een organisatie met meerdere vestigingen.
entiteit
Een aparte en zelfstandige organisatorische bouwsteen voor een cluster en/of een bedrijfsonderdeel. Bijvoorbeeld: Magazijnen, afdelingen, medewerkers, verkoopbureaus, inkoopbureaus, projecten, klanten, leveranciers, financieel bedrijf.
entiteit-relatiediagram
Een grafische weergave van het relationele gegevensmodel. Het diagram toont een (hiërarchische) structuur bestaande uit entiteitensoorten en -relaties.
entiteit-structuurrelatie
Definieert de reden van vastlegging van relaties tussen entiteiten.
ERP
Een administratief informatiesysteem voor het identificeren en plannen van bedrijfsbrede inzet van mensen en middelen om klantorders te ontvangen, produceren, verzenden en registreren.

Een ERP-systeem verschilt van een typisch MRP II systeem qua technische behoeften, en qua grafische gebruikersinterface, relationele database, gebruik van vierde-generatie programmertaal, en computer-aided software engineering tools.

ERP-gebruiker
Een persoon die is geautoriseerd voor het gebruik van de LN-applicaties en voor wie de applicatiebeheerder een startmenu, een gebruikerstaal en rollen met bijbehorende autorisaties kan definiëren.
externe agent
Externe relaties (zoals klanten, leveranciers en overheidsinstanties) die het verloop van de bedrijfsfuncties kunnen beïnvloeden.
externe code
Een door de gebruiker te definiëren code die de positie van een modelonderdeel ten opzichte van andere modelcomponenten aangeeft.
factor per periode en seizoenspatroon
De relatieve verhouding tussen de normwaarden voor de perioden binnen een kalender.
financieel bedrijf
Onderdeel van een LN-database waarin u de gegevens van alle financiële mutaties kunt opslaan.
formele identificatie
Een versie-specifieke aanduiding van het betreffende bedrijfsproces, de statussen en Werkstroom-attributen die in programma-scripts en tijdens het modelleren gebruikt kunnen worden.
Zie: werkelijke identificatie
fysieke entiteiten
Databasetabeldefinities van de LN-applicatie, bijvoorbeeld de tabel Artikelen (tcibd001).

De entiteitensoort is meestal gelijk aan de tabelcode.

gegevensmodel
Bevat één of meer entiteitrelatiediagrammen die definiëren hoe de informatie in de database is opgeslagen.
geschatte uitvoeringstijd
De gemiddelde tijd die nodig is om een bedrijfsproces of activiteit uit te voeren.
Hoofd- (runtime) projectmodel
Een runtime projectmodel dat functioneert als default voor het bedrijf waar het projectmodel aan is gekoppeld. Een bedrijf kan slechts één hoofd-projectmodel bevatten.
hulpprogramma
Eén of meer applicaties die kunnen worden gekoppeld aan een bedrijfsproces of een activiteit om de medewerker te help bij het uitvoeren van een proces of activiteit. Merk op dat een hulpprogramma zowel applicaties and overige hulpprogramma's kan bevatten.
kaart
Een grafische weergave van geografische locaties van bedrijfsonderdelen in een bedrijfsstructuurdiagram.
kalendercode
Identificatie van een kalenderjaar, onderverdeeld in kwartalen en perioden. Startdatum en einddatum van dekkingsvoorwaarden zullen wijzigen.

In de kalender worden de diverse perioden d.m.v. een start- en einddatum vastgelegd.

login
De gebruikersidentificatie en het wachtwoord waarmee de gebruiker van Worklist Handler toegang krijgt tot de Werkstroom-server.
logische entiteiten
Een entiteitensoort bevat één of meer fysieke entiteiten en heeft betekenis in de reële wereld. Bijvoorbeeld een artikel of een magazijn.
logische server
logistiek bedrijf
Het gedeelte van de ERP-database waar gegevens over logistieke mutaties zijn opgeslagen.
map
In DEM, een verzameling van proces-instanties. Deze proces-instanties kunnen worden afgeleid van verschillende procesdefinities. Een map bevat een logische groep van proces-instanties. Bijvoorbeeld, een map voor klant 'Jansen'.
medewerker
Een natuurlijk persoon die deel uitmaakt van een organisatiemodel. Medewerkers zijn meestal de Werkstroom-gebruikers die de activiteiten m.b.v. de Worklist Handler uitvoeren.
medewerkersgroep
Een groep van medewerkers binnen een organisatie. Bijvoorbeeld een verkoopbureau of inkoopbureau.
modelspecifieke help
Help die is gekoppeld aan een modelonderdeel en informatie bevat over doel en functie van een bedrijfsmodel.
omleiden
Een daartoe geautoriseerde gebruiker van Werkstroom kan werkopdrachten naar een andere Werkstroom-gebruiker, -groep of -rol omleiden. Dit kan individueel per werkopdracht of collectief per proces-instantie of folder plaatsvinden.
operationeel bedrijfsstructuurmodel
Een bedrijfsstructuurmodel is een weergave van de mutatiestromen binnen de huidige organisatie (bedrijf).
optimalisatiefase
Een stadium uit de ontwikkeling van een process-verbeter-cyclus tijdens de implementatie van bedrijfsfuncties en bedrijfsprocessen in uw organisatie.
optimalisatierelatie
Een relatie, grafisch weergegeven d.m.v. een gebogen pijl, tussen twee bedrijfsfuncties.

De functionaliteit omvat:

  • Een variant (vervangt de bedrijfsfunctie)
  • Een optie (voegt een bedrijfsfunctie toe)
optioneel relatie
Een relatie tussen twee entiteiten die niet verplicht is. Om aan te geven dat de relatie optioneel is, zet u de N-kant van de relatie op nul.
organisatiediagram
Een formele weergave van een organisatie, bestaande uit Teams, Medewerkers, en Rollen.
overgang
Een koppeling of verbinding tussen een activiteit en een toestand in een Petri-net. U kunt een statische en/of een dynamische conditie aan een overgang koppelen.
parameter
Een variabele die de uitvoering van een softwareprogramma mede bestuurt.
parameterinstellingsregel
Een expressie m.b.t. bedrijfsfuncties en/of -processen waarvan de aan- of afwezigheid de waarde van één of meer parameters bepaalt.
positienummer
Een intern nummer dat de plaats van een activiteit, toestand of controlestap binnen het geheel van een bedrijfsprocesdiagram aangeeft.
prestatie-indicator
Een waarde die de prestaties van een bedrijfsonderdeel uitdrukt. De waarde verschilt per tijdseenheid (bijv. per dag of per week) en wordt berekend m.b.v. een programmascript. Als de waarde een getal is, dan wordt het in een grafiek getoond. Als de waarde een gegevensverzameling is, dan wordt het bewaard in een ASCII-bestand.

U kunt prestatie-indicatoren koppelen aan bedrijfsfuncties om de prestaties daarvan te bewaken en te verbeteren.

prestatieindicator-gegevens per periode
De resultaten van berekeningen, opgeslagen voor de betreffende perioden van het jaar. Dit betreft uitkomsten van berekeningen, normen, minimum-, en maximum-waarden (zowel periodiek als cumulatief), maar ook de eigenaar van de prestatie-indicator en, indien van toepassing, printverslagen en uitvoerbestanden.
primaire activiteit
De weergave van een kernactiviteit in het primaire proces van een organisatie. Voorbeelden zijn: Ontvangst van grondstoffen, productie van halffabrikaten, eindassemblage, en verzenden van enidprodukten.
primaire stroom
Het primarie process in de vorm van een bedrijfsbesturingsdiagram. Per diagram kan slechts één proces worden weergegeven. Het kan gaan om een goederenstroom, een informatiestroom, of een financiële stroom. Primaire activiteiten, buffers, en een klant-order-ontkoppel-punt kunnen worden toegevoegd.
prioriteit
Geeft aan hoe urgent bepaalde werkopdrachten verwerkt moeten worden. De prioriteit van een activiteit-instantie bepaalt mede hoe werkopdrachten in de Worklist Handler gesorteerd worden.
procesbrowser
De procesbrowser is een menustructuur binnen Worktop of LN UI/Ming.le. Het is de runtime-gebruikersinterface van DEM die bestaat uit een venster van waaruit medewerkers de activiteiten kunnen starten waarvoor ze zijn geautoriseerd. In de procesbrowser ziet u rollen per medewerker. Aan deze rollen zijn bedrijfsprocessen met activiteiten gekoppeld.
procesinstantie
Eén bepaalde weergave van een procesdefinitie, bestaande uit een serie instanties van activiteiten en toestanden (verbonden door transities). De onderlinge relaties zijn vastgelegd in de procesdefinitie.
Proces-viewer
Een client-applicatie die een bedrijfsprocessen grafisch kan weergeven. Gebruikers met de juiste autorisaties kunnen de Proces-viewer gebruiken om activiteiten te starten.
projectmodel
Een grafische weergave van een specifiek (onderdeel van uw) organisatie.

Een projectmodel bestaat uit de volgende onderdelen uit de DEM-bibliotheek:

  • bedrijfsbesturingsmodel
  • bedrijfsfunctiemodel
  • bedrijfsprocesmodel
query
Het extraheren van gegevens uit een database voor verdere verwerking of presentatie.
referentiemodel
Een referentiemodel is een weergave van een bedrijfstak of een bedrijfstypologie.

Een referentiemodel bestaat uit de volgende DEM-componenten uit de DEM-bibliotheek:

  • bedrijfsbesturingsmodel
  • bedrijfsfunctiemodel
  • bedrijfsprocesmodel
regel
Een expressie.

Een regel wordt gebruikt voor:

  • Het controleren van de consistentie van een bedrijfsfunctiemodel (consistentie-regels).
  • Het omzetten van een bedrijfsfunctiemodel een procesmodel (transformatieregels).
  • Het toekennen van een waarde aan applicatieparameters (parameterinstellingsregels).
  • Het toekennen van een waarde aan statisch condities (statische conditie-instellingsregel).
regelconditie
Een expressie die bedrijfsprocessen en/of bedrijfsfuncties bevat en die bepaalt welke van de volgende modelonderdelen van toepassing zijn, en welke een waarde in het bedrijfsmodel toegekend krijgen:

Mogelijke waarden:

  • Bedrijfsfunctie
  • Bedrijfsproces
  • Parameter
  • Statische conditie
relatie tussen bedrijfsonderdelen
Een beschrijving van de relaties tussen twee bedrijfsonderdelen.
release actieve ERP-component
De ERP-componentrelease die momenteel actief is.
reverse engineering
Het omgekeerde van een (normaal) ontwerp- en constructie-proces. In plaats van het aanmaken van nieuwe gegevens voor een softwareproduct, extraheert u informatie uit een bestaande database.

De gegevensstructuur wordt gegenereerd en kan gebruikt worden om een nieuwe interface te ontwerpen of om de bestaande software te beschrijven.

rol
Binnen DEM is een rol een set van specifieke kwalificaties en/of kennisgebieden waarover een medewerker moet beschikken om geautoriseerd te kunnen worden voor het uitvoeren van een bepaald bedrijfsproces, activiteit, of subapplicatie.
rol (Tools)
runtime optimalisatiefase
De optimalisatiefase die runtime wordt gebruikt. Samen met de runtime versie en het runtime projectmodel bepaalt de runtime optimalisatiefase of en hoe bepaalde bedrijfsprocessen in de dynamische menubrowser getoond worden.
runtime-projectmodel
Een projectmodel (binnen een bedrijf) dat op runtime gebruikt wordt. Samen met de runtime versie en de runtime optimalisatiefase bepaalt het runtime projectmodel of en hoe bepaalde bedrijfsprocessen in de dynamische menubrowser getoond worden.
runtime versie
De versie die het runtime projectmodel bevat. Samen met het runtime projectmodel en de runtime optimalisatiefase bepaalt de runtime versie of en hoe bepaalde bedrijfsprocessen in de dynamische menubrowser getoond worden.
seizoenspatroon
De code die een seizoenspatroons identificeert. Een seizoenspatroon beschrijft de relatieve verhouding van normwaarden voor een of meer perioden in een jaar. Deze waarden kunnen aan performance-indicatoren worden gekoppeld.
soort categorie bedrijfsonderdeel
Hiermee definieert u de soort gegevensstroom tussen twee bedrijfsonderdelen.

LN onderscheidt de volgende categorieën:

  • Documentenstroom
  • Goederenstroom
  • Geldstroom
  • Orderstroom
soort entiteit
Een object (persoon, plaats, ding of concept) waarvoor u informatie wilt vastleggen.

LN onderscheidt de volgende soorten entiteiten:

  • Logische entiteiten: Bestaat uit één of meer fysieke entiteitensoorten.
  • Fysieke entiteiten: Database-tabellen in de applicatiepakketten van LN.
  • Associatieve entiteiten: Wordt gebruikt om overige entiteitensoorten aan elkaar te koppelen.
statische conditie
Een conditie die kan worden gekoppeld aan een uitgaande transitie van een beheeractiviteit. Tijdens de implementatie van LN, worden de waarden van de statische condities m.b.v. regels geëvalueerd, waardoor bepaalde onderdelen van bedrijfsprocessen geactiveerd of gedeactiveerd kunnen worden.
statische conditie-instellingsregel
Een expressie m.b.t. bedrijfsfuncties en/of -processen waarvan de aan- of afwezigheid de waarde van één of meer statische condities in een bedrijfsmodel bepaalt.
status
De status geeft aan in welk stadium van ontwikkeling een modelonderdeel zich bevindt.
streefdatummodus
Bepaalt hoe de einddatum moet worden geïnterpreteerd door het Workflow Management System.
Zie: Zie ook: deadlinedatum/-tijd
subapplicatie
Een applicatie die toegankelijk is vanuit een gedefinieerde applicatiecomponent. Wanneer de component-applicatie een LN-sessie is, komen de subapplicaties overeen met de subsessies van LN.
subrol
Een normale rol die is afgeleid van een andere rol.
subtype relatie
Een entiteitrelatie tussen twee entiteiten (een subtype en een supertype) die gebruikt wordt om aan te geven dat de attributen van het supertype ook van toepassing zijn op (geërfd worden door) het subtype.
tabeldefinitie
De definitie van een tabel en de bijbehorende velden/kolommen, enz. binnen de LN-bibliotheek.
toepassingsconstraint
Bepaalt de instelling van parameters in de LN-database aan de hand van de antwoorden op wizardstappen.
toestand
Onderdeel van een bedrijfsproces dat intern wordt gebruikt om het pad door het bedrijfsproces heen te controleren.
transformatieregel
Een expressie die een eenzijdige afhankelijkheid van bedrijfsprocessen m.b.t. bedrijfsfuncties aangeeft. Afhankelijk van de regels en de aanwezige bedrijfsfuncties worden bedrijfsprocessen in het bedrijfsmodel geïmporteerd.
trigger
Een pijl die binnen een bedrijfsbesturingsdiagram getekend kan worden tussen bedrijfsfuncties, externe agenten, primaire activiteiten en buffers. Een inkomende trigger (request loop) representeert de oorzaak/reden voor een bedrijfsfunctie; een uitgaande trigger (feedback loop) rapporteert de bevestiging/resultaat van de desbetreffende activiteit. Opmerking: Een inkomende en uitgaande trigger moet aanwezig zijn tussen elk soort van modelonderdeel.
type medewerkersgroepen
Een label dat gebruikt kan worden om groepen van medewerkers te categoriseren.
URL
Uniform Resource Locator (URL). Een adres voor een resource op het Internet. Met behulp van de URL kan een Web browser de gewenste Internet-resources vinden.

Een URL specificeert:

  • Het te gebruiken communicatieprotocol bijv. http: voor een internetpagina of ftp: voor een ftp-site).
  • Hier wordt de naam weergegeven van de server waarop resource is geïnstalleerd (bijv. www.whitehouse.gov).
  • Het pad naar een resource (bijv. een HTML-document of een bestand op die server).
vaste datum- en tijdformules
Een formule voor het berekenen van de geplande einddatum en -tijd gekoppeld aan een bedrijfsproces of activiteit om de periode te bepalen waarin het bedrijfsproces of activiteit moet worden uitgevoerd.
verantwoordelijkheidscode
Een taak die toegekend kan worden aan een rol om verantwoordelijkheden vast te leggen. Wanneer verantwoordelijkheidscodes zijn toegekend aan een rol, moet er ten minste één verantwoordelijkheidscode op Ja staan om voor die rol geautoriseerd te zijn.
versie
Een groep van modelonderdelen met een of meer gemeenschappelijke kenmerken, zoals klant, eigenaar en ingangsdatum.
versieboom
Weergave van de derived-from versie-structuur.
visgraatdiagram (Ishikawa-diagram)
Een grafische weergave van de hiërarchie van gebruikte prestatie-indicatoren. Het Ishikawa-diagram heeft de vorm van een visgraat-diagram.
volgnummer
Een nummer dat de volgorde bepaalt waarmee de records getoond worden in een overzichtssessie of list box.
werkelijke identificatie
De naam waarmee een bedrijfsproces, werkstroom-attributen, of externe toestanden tijdens het modelleerproces worden geïdentificeerd.
Zie: formele identificatie
werklijst
Een complete lijst van werkopdrachten voor een specifieke Werkstroom-gebruiker in de Worklist Handler.
Werklijstmanager
Een softwarecomponent die de interactie tussen de Werkstroom-gebruiker en de Werkstroom Engine verzorgt om werkopdrachten uit te kunnen voeren.
werkopdracht (taak binnen werkstroom)
Een gebruikers-gerichte activiteit binnen een werklijst. Het Workflow Management System plant een activiteit voor alle geautoriseerde Werkstroom-gebruikers. D.w.z. dat elke instantie van een activiteit meerdere werkopdrachten kan opleveren.
werkstroomattributen
Een variabele binnen Werkstroom waarmee waarden samen met activiteiten van het ene naar het andere bedrijfsproces overgezet kunnen worden.
Werkstroombeheersysteem (WMS)
Een softwaresysteem waarmee men bedrijfsprocessen kan vastleggen, beheren en uitvoeren. Het WMS draait op een of meer Werkstroom-servers. Het WMS kan procesdefinities interpreteren en dient als interface voor Werkstroom-gebruikers, IT-tools en andere externe applicaties.
werkstroom-client
Een softwarecomponent waarmee de Werkstroom-gebruiker werkopdrachten via de Worklist Handler kan afhandelen. De client is door middel van een netwerk verbonden met de server.
werkstroom-database
De meeste gegevens van het Workflow Management System worden in deze database opgeslagen (met uitzondering van de host- en configuratiebestanden). Alle programma's van het Werkstroom-systeem hebben toegang tot deze database. Het Werkstroom Management Systeem (WMS) verzorgt het database beheer.
werkstroomengine
Een softwarecomponent binnen een Werkstroom-server. De Werkstroom-engine gebruikt een Werkstroom-API om de clients van Werkstroom te voorzien van gegevens en services. De Werkstroom-engine bestaat uit een aantal werkapplicaties, jobbeheer en operatorbeheer.
werkstroom-gebruiker
Een gebruiker van de Worklist Handler. Werkstroom-gebruikers kunnen zowel medewerkers als systeem-interne gebruikers zijn.
werkstroom ingeschakeld
Een parameter van een LN-sessie die aangeeft dat de sessie via Werkstroom gestart kan worden.
werkstroom-processtatus
Het ontwikkelingsstadium van een bedrijfsproces.

Het ontwikkelingsstadium bepaalt:

  • Of en hoe u het bedrijfsproces kunt aanpassen.
  • Kan gebruikt worden binnen Werkstroom
werkstroom-server
De Werkstroom-engine en de Werkstroom-database die op de (fysieke) server draaien. Als er sprake is van meerdere logische servers, noemen we dit een multiserver.
Synoniem: logische server
Werkstroom-systeemattributen
Variabelen en constanten m.b.t. werkstroomgegevens.
Werkstroomsysteembeheer
Deze tool vormt de grafische gebruikersinterface voor de Werkstroom-database. Elke databasetabel heeft een bijbehorend scherm voor het opzoeken en invoeren van gegevens, en de mogelijkheid om rapporten te genereren.
Afkorting: WSA
werkstroom-systeemgegevens
Gegevens m.b.t. het Workflow Management System en/of de Werkstroom Engine. Deze gegevens zijn meestal alleen toegankelijk voor het WMS en niet voor de applicaties.
wizard
Een interactieve gebruikersassistent die de gebruiker helpt om een bepaalde taak te automatiseren d.m.v. het instellen van bepaalde parameters binnen een bedrijfsmodel.
wizard-beperking
Bepaalt wat u kunt/moet doen bij het uitvoeren van de wizardstap. Een wizardbeperking moet u alleen uitvoeren indien de acties meer inhouden dan het zetten van een parameter, bijvoorbeeld bij het starten van een geneste wizard.
wizard dll-functie
Een DLL bevat een of meer functies om een bepaalde taak uit te voeren. Deze functies worden o.a. gebruikt in beperkingsreges om het antwoord van een gebruiker t.o.v. bepaalde condities te valideren, de aanwezigheid van een bedrijfsfunctie in een bedrijfsfunctiemodel te controleren, of om parameters en antwoorden op wizardstappen te lezen.
wizard-eindtekst
Een tekst met informatie over het resultaat van de wizard nadat de ERP-gebruiker alle wizardstappen heeft doorlopen.
wizard-helptekst
Tekst met achtergrondinformatie of een uitgebreide beschrijving van de wizard-stapvraag.
wizard-hinttekst
Tekst met informatie over wizard-stap antwoorden.
wizardstap
Het onderdeel van een wizard dat de dialoog met de ERP-gebruiker verzorgt.
wizard vraagtekst
Een vraag die via een wizard aan een gebruiker gesteld wordt. De vraag wordt weergegeven in een wizard stap dialoog box.
workflow-verwerking
Omvat alle acties die nodig zijn om bedrijfsprocessen uit te voeren. Elk proces bestaat uit een aantal stappen die door de gebruikers van Werkstroom worden uitgevoerd. Verantwoordelijkheden en toegangsrechten worden gecontroleerd. Werkstroom voorziet de juiste mensen op het juiste moment van de juiste programma's en de juiste gegevens.