Nummergroepen en series gebruikenOrders, contracten, facturen en andere documenten kunnen worden geïdentificeerd op basis van het ordernummer of het documentnummer. Het documentnummer bestaat uit de seriecode, gevolgd door een volgnummer. Verder kunt u seriecodes en serienummers gebruiken om andere soorten records dan documenten aan te duiden. U kunt series bijvoorbeeld gebruiken voor de identificatie van:
NB Voor financiële documenten moet u de serie en documentnummers definiëren in de sessie Serie mutatiesoort (tfgld0114m000) van Fin. administratie. Zie Documentnummers aanmaken per mutatiesoort voor meer informatie. Nummergroepen U kunt nummergroepen gebruiken om sets van series toe te wijzen aan verschillende soorten orders, documenten en andere records. Voor elke nummergroep definieert u het volgende:
Seriecode U kunt alfanumerieke seriecodes van maximaal 8 karakters definiëren. De maximale lengte van de seriecode plus het nummer binnen de serie is 9 karakters. Om de serie te gebruiken voor een bepaald type document of record, moet u de nummergroep koppelen aan de documentsoort of recordsoort. U kunt een nummergroep aan slechts één soort document of record koppelen. Omdat de seriecodes alfanumeriek kunnen zijn, kunnen de gegenereerde documentnummers eveneens alfanumeriek zijn en tot negen karakters bevatten. NB Voor gerelateerde records kunt u identieke nummers gebruiken. Raadpleeg Identieke nummers gebruiken voor gerelateerde records. Defaults series LN gebruikt deze zoekcriteria als default voor de serie:
Gereserveerde nummergroepen Met behulp van gereserveerde nummergroepen kunt u unieke nummers genereren voor orders en documenten met een bepaald doel. Alle serienummers die LN genereert in nummergroepen die zijn gereserveerd voor hetzelfde doel, zijn uniek. Om ervoor te zorgen dat de nummers inderdaad uniek zijn, controleert LN of de seriecodes die u definieert in de nummergroepen, niet kunnen leiden tot dubbele nummers. Zie ook Voorbeelden van gereserveerde nummergroepen. Nummergroepen kunnen worden gereserveerd voor de volgende doeleinden:
U wijst de nummergroepen toe aan de verschillende doeleinden in de corresponderende sessies. In de sessie Parameters verkooporders (tdsls0100s400) kunt u bijvoorbeeld de nummergroep voor verkooporders en verkoopafroepschema's selecteren. In de sessie Verkoopbureaus (tdsls0512m000) kunt u vervolgens een serie van die nummergroep selecteren voor de verkooporders die worden gegenereerd door een specifiek verkoopbureau. Eerste vrije nummer Orders, documenten en andere records worden door LN opeenvolgend genummerd, waarbij gebruik wordt gemaakt van het eerste vrije nummer in de serie. U geeft het eerste nummer van elke serie op in de sessie Eerste vrije nummers (tcmcs0150m000). Ordernummers Het gegenereerde nummer bestaat uit de seriecode, gevolgd door het eerste vrije nummer. Het nummer moet uit 9 karakters bestaan. LN zet voorloopnullen vóór het eerste vrije nummer als dat nodig is om ervoor te zorgen dat het nummer het vereiste aantal cijfers heeft. Voorbeeld De seriecode is NR08. Het eerste vrije nummer is 100. Documenten in deze serie krijgen de volgende nummers:
Cache voor eerste vrije nummers Om de prestaties te verbeteren van sessies waarin nieuwe ordernummers worden toegewezen, kunt u een cache-omvang voor een serie definiëren. De cache-omvang is het aantal nieuwe serienummers dat LN genereert en in de cache van de gebruiker plaatst. De gebruikers hoeven dan niet te wachten totdat LN de volgende serienummers genereert en controleert. Indien u gebruik maakt van de cache voor de eerste vrije nummers, kunnen de ordernummers niet-sequentieel zijn. De nummers die nog in de cache van de gebruiker aanwezig zijn, worden verwijderd als de gebruiker zich afmeldt. Indien u de cache voor de eerste vrije nummers niet wilt gebruiken, moet u de cache-omvang op nul zetten. Voorbeeld U zet de cache-omvang op vier. De eerste keer dat een gebruiker een nieuwe order aanmaakt, genereert LN vier nieuwe serienummers en worden deze in de cache van de gebruiker geplaatst. De gebruiker moet hierop wachten. Het eerste nummer wordt gebruikt voor de nieuwe order. LN haalt de nummers voor de volgende drie orders die de gebruiker aanmaakt, op uit de cache van de gebruiker. Op het moment dat de gebruiker een vijfde order aanmaakt, genereert LN opnieuw vier nummers en worden deze in de cache van de gebruiker geplaatst, enzovoort. Indien de gebruiker zes orders aanmaakt en zich vervolgens afmeldt, worden de laatste twee serienummers die LN voor de gebruiker heeft aangemaakt, niet gebruikt. Identieke nummers gebruiken voor gerelateerde records
LN genereert identieke codes wanneer u de verschillende soorten records aanmaakt die u wilt koppelen. Hiervan kunt u bijvoorbeeld gebruik maken als u identieke codes wilt gebruiken voor gerelateerde orders of contracten in verschillende bedrijven. Voorbeelden van gereserveerde nummergroepen Voor nummergroepen moet u de volgende gegevens definiëren:
Als de nummergroep SF1 een serie Als de nummergroep SF1 een serie Als de nummergroep SF5 een serie Ongeacht welke series zijn gedefinieerd in de nummergroepen SF1, SF2 en SF3, kunt u elke serie gebruiken in de nummergroep IN9, omdat IN9 wordt gebruikt voor andere doeleinden.
| ||||||||||||||||||