Basisgegevens Magazijnbeheer vormt het centrale onderdeel van Magazijnbeheer en wordt gebruikt om basisgegevens aan te maken voor alle mutaties in LN waarvoor een magazijnproces verplicht is.
Artikelen - magazijnbeheer
In Artikelen - magazijnbeheer kunt u magazijnspecifieke gegevens definiëren en muteren voor alle artikelen die worden gebruikt in Magazijnbeheer. Deze gegevens zijn vereist voor alle activiteiten die gerelateerd zijn aan magazijnverwerking. In Artikelgegevens per magazijn kunt u artikelgegevens definiëren voor specifieke magazijnen.
In Magazijnbeheer kunt u met behulp van serienummers seriedragende artikelen traceren via ontvangsten, overboekingen, opslag of afgiften, waarvan het laatstgenoemde verplicht is. U kunt de herkomst van seriedragende artikelen traceren. De herkomst van een seriedragend artikel is bijvoorbeeld de inkooporder of de productieorder die heeft geresulteerd in de ontvangst van het seriedragende artikel, of de verkooporder of de werkorder die heeft geresulteerd in de afgifte van het seriedragende artikel.
De behoefte om artikelen te traceren door middel van serienummers vloeit hoofdzakelijk voort uit de kosten van het artikel. Hoe duurder het artikel is, des te nauwkeuriger wilt u het artikel tijdens de levenscyclus bewaken.
Meestal worden dure artikelen in relatief kleine hoeveelheden geproduceerd en afgehandeld, terwijl het in de goederenstroom van goedkopere artikelen om veel grotere hoeveelheden gaat. In LN wordt dit concept gemodelleerd in de laag-volume- en hoog-volumescenario's, die verschillende opties bieden om seriedragende artikelen te registreren.
Registratiesjablonen voor partij- en serienummers worden gebruikt om de orderherkomsten en mutatiesoorten op te geven waarvoor serie- en/of partijnummers moeten worden geregistreerd. Dit geldt voor partij- en serienummers die niet in voorraad worden geregistreerd maar wel worden geregistreerd tijdens afgifte, of zowel tijdens ontvangst als afgifte.
Met partij administratie kunt u de herkomst van inkomende en uitgaande partijen traceren en achterhalen waar deze partijen worden gebruikt. Voor elke partij kunt u informatie vastleggen, zoals het partijnummer, de kopen-van relatie, de producent en het certificaatnummer. Deze informatie kunt u gebruiken voor de kwaliteitsborging. Als een artikel niet partijgestuurd is, worden in de magazijnvoorraad geen effectivity units vastgelegd.
Meestal worden dure artikelen in relatief kleine hoeveelheden geproduceerd en afgehandeld, terwijl het in de goederenstroom van goedkopere artikelen om veel grotere hoeveelheden gaat. In LN is dit concept gemodelleerd in de laag-volumescenario's en de hoog-volumescenario's die verschillende opties bieden om partijgestuurde artikelen te registreren en te traceren.
Een configuratie van artikelen en de emballage (verpakking) ervan. Een emballagedefinitie voor een artikel kan bijvoorbeeld zijn dat een pallet 12 dozen bevat met in elke doos 4 stuks. Met een emballagedefinitie wordt opgegeven hoe artikelen moeten worden ingepakt. Bij gebruik van logistieke eenheden bepaalt de emballagedefinitie de structuur van de logistieke eenheid en de emballagegegevens voor de logistieke eenheden waarmee de artikelen worden ingepakt.
U kunt flexibele instellingen definiëren zodat de hoeveelheid in de hulpverpakking, op basis van de inhoud, het emballageartikel en child-emballageartikel, kan worden opgegeven in de component van de sjabloon van de logistieke eenheid. U kunt deze functionaliteit implementeren in de sessie Component sjabloon logistieke eenheid - hulpverpakking (whwmd4162m000).
Emballageartikelcodes en emballageartikelclassificaties worden gedefinieerd voor specifieke relaties in de sessie Emballageartikelcodes relaties (whwmd4506m000). Deze emballageartikelcodes of emballageartikelclassificaties worden default gebruikt om de emballageartikelen van relaties te identificeren. Als deze ontbreken, worden de artikelcodes van relaties gebruikt die in de sessie Artikelcoderingssysteem - artikelen (tcibd0104m000) zijn gedefinieerd.
Deze beperking kan worden toegepast op de materiaalhoeveelheden en de verpakkingsmethode van de artikelen die worden ontvangen door klanten. Autofabrikanten accepteren vaak alleen volledige materiaalverpakkingen, zoals kratten, dozen en pallets. Per emballageniveau in een emballagestructuur kunt u opgeven of volledige verpakking vereist is voor alle niveaus binnen de emballagestructuur of alleen voor specifieke niveaus.
Verzendmateriaalrekeningen worden gebruikt om per adres uitgegeven en ontvangen emballageartikelen te registreren, om met relaties te communiceren over de hoeveelheden van en betalingen voor emballageartikelen, en om emballagemateriaalsaldi te bewaken.
Met de aanvulmatrix kunt u automatisch de hoeveelheid artikelen op picklocaties bewaken. Op basis van de aanvulmatrix kunt u automatisch magazijnorders genereren en direct verwerken om picklocaties aan te vullen. De aanvulmatrices worden gedefinieerd door picklocaties aan bulklocaties te koppelen.
Het magazijn is de plaats waar alle ontvangen goederen worden opgeslagen afkomstig uit inkoop, productie, enzovoort. Deze goederen worden op een later tijdstip uit het magazijn opgehaald voor productie, verkoop, service of transport naar een ander magazijn. U kunt een magazijn desgewenst onderverdelen in locaties of zones.
Locaties zijn de secties van het magazijn waar de artikelen feitelijk worden opgeslagen. Locaties kunnen desgewenst rechtstreeks aan een artikel of een artikelgroep worden toegekend op basis van opslagcondities. Het gebruik van locaties binnen een magazijn is niet verplicht. De volgende soorten locaties worden onderscheiden:
Een zone is een gedeelte van het magazijn dat kan worden toegekend aan specifieke medewerkers of voertuigen. Elke locatie kan aan een zone worden toegekend. Locaties die met andere locaties of locaties die met hetzelfde of een soortgelijk doel werken, kunnen worden gegroepeerd in zones.
Een magazijnprocedure omvat verschillende stappen die activiteiten worden genoemd. Met deze activiteiten wordt vastgelegd hoe magazijnorders of logistieke eenheden worden verwerkt.
Een code waarmee de soort magazijnorder wordt aangegeven. Magazijnordersoorten worden geclassificeerd per voorraadmutatiesoort. De voorraadmutatiesoort die u aan een magazijnordersoort toevoegt, bepaalt welke soort(en) magazijnprocedure(s) u aan de magazijnordersoort kunt koppelen. Met de default magazijnprocedure die u aan een magazijnordersoort koppelt, wordt bepaald hoe de magazijnorders of logistieke eenheden waaraan de ordersoort is toegewezen, worden verwerkt in het magazijn. U kunt de default procedure wel wijzigen voor afzonderlijke magazijnorders of -orderregels.
Een logistieke eenheid is een uniek te identificeren fysieke eenheid die bestaat uit emballage en inhoud. Een logistieke eenheid kan artikelen bevatten die zijn geregistreerd in Magazijnbeheer en kan ook nog andere logistieke eenheden bevatten.
Een assemblagekit is een orderafhankelijke set artikelen die samen moeten worden afgeleverd bij het SFC-magazijn. Om op te geven welke artikelen deel moeten uitmaken van een assemblagekit, moet u de assemblagekit koppelen aan een magazijn/artikelcombinatie. U kunt assemblagekits alleen gebruiken als de toeleveringsmethode voor de magazijn/artikelcombinatie ordergestuurd/SILS is.
Een methode om de voorraadwaarde te berekenen. De voorraad wordt op de vaste prijs of op de werkelijke ontvangstprijs gewaardeerd. Omdat de voorraadwaarde in de loop der tijd kan veranderen, moet ook de ouderdom van de voorraad worden geregistreerd. De volgende voorraadwaarderingsmethoden zijn beschikbaar:
U kunt label indeling en afdrukken gebruiken om labels aan te maken en te muteren voor verschillende doeleinden met betrekking tot verschillende processen in LN.
Sommige velden van de verkopen-aan relatie kunnen worden afgedrukt op verpakkingsetiketten, wanneer de ontvangst van eindproducten van productie is bevestigd. Op die manier wordt geprobeerd om foutieve etikettering tegen te gaan door verpakkingsetiketten te plaatsen tijdens de productie of ontvangst in plaats van op het verzenddock.
De velden van de verkopen-aan relatie worden opgehaald uit de vraagorder, bijvoorbeeld de verkooporder of het verkoopafroepschema, waarvoor de productieorder van het artikel is geïnitieerd.