Flexibele sjabloon - virtuele logistieke eenhedenU kunt de component op het onderste niveau van een sjabloon voor logistieke eenheden instellen op Virtueel. De hoeveelheid logistieke eenheden op het onderste niveau en de hoeveelheid artikelen hierin zijn dan variabel. De totale artikelhoeveelheid van de component op het onderste niveau kan echter niet hoger zijn dan de hoeveelheid van de parent-component. Als gevolg hiervan kan de hoeveelheid logistieke eenheden op het onderste niveau afwijken van de hoeveelheid artikelen elke keer dat er tijdens het zendingsproces logistieke eenheden worden gegenereerd op basis van de sjabloon. Als de component op het onderste niveau van een sjabloon voor logistieke eenheden is ingesteld op Virtueel, wordt het selectievakje Virtueel in de sessie Logistieke eenheden (whwmd5130m000) door LN ingeschakeld voor de gegenereerde logistieke eenheden op het onderste niveau. Het voordeel van het gebruik van virtuele logistieke eenheden is dat er minder sjablonen voor logistieke eenheden nodig zijn om efficiënte structuren van logistieke eenheden aan te maken voor verschillende orderhoeveelheden, mits de gegenereerde logistieke eenheden op het onderste niveau niet identiek hoeven te zijn aan de logistieke eenheden die daadwerkelijk worden gebruikt. NB Voor virtuele componenten op het onderste niveau is de hoeveelheid logistieke eenheden op het onderste niveau variabel. Beperkingen voor niet-virtuele componenten, zoals Meerdere artikelen en Enkele referentie, gelden echter ook gewoon voor virtuele componenten. Zie het voorbeeld in Volgordebepaling. Instellingen Virtuele logistieke eenheden op het onderste niveau instellen:
NB Het selectievakje Virtueel knooppunt is niet beschikbaar voor gevalideerde emballagedefinities. Als de emballagedefinitie is gevalideerd, moet u de validatie ervan ongedaan maken voordat u het selectievakje Virtueel knooppunt kunt inschakelen. Voorbeeld van een niet-virtuele sjablooncomponent Deze sjabloon voor logistieke eenheden is aanwezig voor emballagedefinitie PCKD10:
De volgende uitslagorderregels zijn aanwezig:
Voor order SLS001 wordt de volgende structuur van logistieke eenheden gegenereerd:
Omdat een doos volgens de sjabloon niet meer dan 20 artikelen kan bevatten, wordt artikel 1012 in twee dozen verpakt. Omdat een krat maximaal drie dozen kan bevatten en het doosniveau is ingesteld op één artikel, worden een tweede krat en de doos HU007 aangemaakt. In de praktijk zal de picker alle dozen waar mogelijk echter gewoon in één krat plaatsen. Voor order SLS022 wordt de volgende structuur van logistieke eenheden gegenereerd:
Voorbeeld van een virtuele sjablooncomponent Als de sjabloon voor logistieke eenheden van emballagedefinitie PCKD10 een virtuele component op het onderste niveau zou bevatten, zouden de volgende structuren van logistieke eenheden worden aangemaakt voor order SLS001 en order SLS022:
Omdat het doosniveau virtueel is, kan LN zoveel artikelen als nodig is in een doos plaatsen om een efficiënte structuur van logistieke eenheden op te bouwen. Hierbij mag de maximaal toegestane hoeveelheid voor de kratcomponent echter niet worden overschreden. Dit betekent dat 30 stuks van artikel 1012 allemaal in doos HU016 worden geplaatst en dat alle dozen in één krat kunnen worden geplaatst. Artikel 1011 en artikel 1013 kunnen niet samen in één doos worden geplaatst, omdat het doosniveau is ingesteld op één artikel.
Het gebruik van een virtuele component op het onderste niveau resulteert in een efficiëntere structuur van logistieke eenheden voor SLS001. De resulterende structuur voor SLS022 is echter identiek voor beide sjablonen. Als de virtuele component op het onderste niveau niet wordt gebruikt, is er een extra emballagedefinitie nodig om voor beide orders structuren van logistieke eenheden aan te maken die even efficiënt zijn.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||