Query-condities (dmqry0502m000)

Deze sessie kunt u gebruiken om de condities op te geven voor de verwerking van een query. Deze sessie kan op twee manieren worden gestart:

Als u een nieuwe query-conditie wilt invoeren, klikt u op Nieuw in het menu Bestand en voert u de parameterwaarden in.

U kunt meerdere query-condities opgeven voor elke query. Daarbij kunt u de connectoren And en Or gebruiken.

Elk record in deze sessie staat voor een conditie die voor een specifieke query-instance wordt opgelegd aan het object van de query. Elke query-conditie bestaat uit een connector, een attribuut, een operator, een optionele systeemparameter en een waarde. Als u een systeemparameter selecteert, klikt u op de bladerpijl om de gewenste systeemparameter te selecteren in de sessie Systeemparameters (dmcom0125m000).

NB

Gebruik de opdracht Groep om desgewenst een ander objecttype en andere query te selecteren.

 

Object
De ID of identificatie van het object. De query-instance is geselecteerd voor het objecttype en de query-condities kunnen worden gedefinieerd.
Query
De ID van de query. De condities die u opgeeft, gelden voor de hier geselecteerde query.
Connector
De connector voor twee condities geeft de logische verbinding van een query-conditie met eerdere condities aan.
NB

De connector voor de eerste conditie is default leeg. Vanaf de tweede conditie kunt u de waarden And en Or gebruiken.

Attribuut
Het objectattribuut, dat wil zeggen het werkelijke object van de tabelveldnaam. Met attributen kunt u de query-condities koppelen door een van de twee connectoren, AND en OR, te gebruiken. Als het objecttype van de query Wijziging (CH) is, moet het objectattribuut cpid zijn, in plaats van dmchm011.cpid. U kunt het attribuut opgeven of u kunt op de bladerpijl klikken om het veld te selecteren in de sessie Tabelvelden (ttadv4529m000). Wanneer u het objectattribuut hebt opgegeven, verschijnt de omschrijving van het attribuut. Als u een attribuut wilt opnemen in de conditie, gebruikt u de bladerpijl in de kolom Interne naam en selecteert u het gewenste attribuut.
Operator
De logische operator kwantificeert het objectattribuut met een vergelijkingsoperator. U kunt een operator selecteren in de vervolgkeuzelijst. In de volgende tabel ziet u hoe de beschikbare operatoren kunnen worden gebruikt.
OperatorSyntaxisInt. / LangZwevend / DoubleEnumDatumString
= / <>Enkele stringWaardeWaardeOmschrijving EnumUTC-notatieEnkele string
> / >=Enkele stringWaardeWaardeOmschrijving EnumUTC-notatieEnkele string
</ <=Enkele stringWaardeWaardeOmschrijving EnumUTC-notatieEnkele string
IN / NOT INX[,Y] [,Z] …WaardeWaardeOmschrijving EnumUTC-notatieEnkele string
BET / NOT BETX en YWaardeWaardeOmschrijving EnumUTC-notatieEnkele string
LIKE / NOT LIKEString. *Niet geldigNiet geldigNiet geldigNiet geldigString.*

 

U kunt een operator selecteren in de vervolgkeuzelijst van de kolom Operator. Er zijn veel verschillende operatoren beschikbaar, zoals (Not) Equal, (Not) less than, (Not) like, & (Not) in, enzovoort.

Voorbeeld: "Vrijgavedatum > 06091991".

NB

De term "Enkele string" verwijst naar een aaneengesloten string zonder onderbrekingen of spaties. Voor de operator "LIKE" moet de string worden gevolgd door ".*". Als het geselecteerde objectattribuut is gebaseerd op een Enum-domein, moet de gebruiker een geldige Enum-omschrijving uit het domein opgeven. Als het geselecteerde objectattribuut bijvoorbeeld is gebaseerd op het domein dmcom.ynin, zijn "Ja" en "Nee" geldige waarden. Om datums op te geven, klikt u op de bladerpijl en selecteert u een datum in de kalender.

Systeemparameter
Indien dit selectievakje is ingeschakeld, moet u op het veld Waarde een van de waarden opgeven die beschikbaar zijn in de sessie Systeemparameters (dmcom0125m000).

Voorbeeld: Aanmeldcode gebruiker, UTC-datum/-tijd.

Waarde
De waarde voor het geselecteerde attribuut.
NB

Als het attribuut een systeemparameter is, moet u de waarde selecteren in de sessie Systeemparameters (dmcom0125m000).

Voor een datumattribuut moet u op de bladerpijl klikken en de datum selecteren in de kalender.

Voor een Enum-attribuut klikt u op de pijl om de waarde te selecteren uit de Enum-waarden van het attribuut.

 

Query uitvoeren
Hiermee wordt de query met de opgegeven conditie uitgevoerd.