Vastleggen van een micro-routingIn de module Routing kunt u bewerking sstappen voor een microrouting, en instructies, gereedschappen of procesvariabelen aan de bewerkingsstappen koppelen. Afhankelijk van de informatie die u aan de bewerkingsstap van een micro-routing wilt koppelen, voert u de volgende stappen uit: Instructies
NB Als u instructies direct aan de routingbewerking wilt koppelen, klikt u op Instructies in het menu Beeld, Referentie en/of Acties van de sessie Routingbewerkingen (tirou1102m000). De sessie Bewerking(sstap) - instructies (tirou1112m000) wordt gestart, waarin u instructies aan de bewerking kunt koppelen. Geredschappen
NB Als u gereedschappen direct aan de routingbewerking wilt koppelen, klikt u op Gereedschappen in het menu Beeld, Referentie en/of Acties van de sessie Routingbewerkingen (tirou1102m000). Daarmee wordt de sessie Bewerking/bewerkingsstap - gereedschappen (tirou1110m000) gestart, waarin u gereedschappen aan de bewerking kunt koppelen. NB U kunt de sessie Bewerking/bewerkingsstap - gereedschappen (tirou1110m000) ook gebruiken om extra default gereedschapsgegevens te definiëren voor een bewerking van een lopende productieorder, die aanwezig is in de sessie Voorgecalculeerde gereedschapsbehoefte (titrp0111m000). Procesvariabelen NB Als u wilt voorkomen dat een procesvariabele ooit volledig wordt verwijderd uit een micro-routing, schakelt u het selectievakje Verplicht in de sessie Taakrelatie - procesvariabelen (tirou0116m000).
NB Als u procesvariabelen direct aan de routingbewerking wilt koppelen, klikt u in het menu Beeld, Referentie en/of Acties van de sessie Routingbewerkingen (tirou1102m000) op Procesvariabelen. Daarmee wordt de sessie Bewerking(sstap) - procesvariabelen (tirou1111m000) gestart, waarin u procesvariabelen aan de bewerking kunt koppelen.
| |||