Codes gebruikenCodes worden gebruikt om gegevens op unieke wijze te identificeren in LN. U gebruikt de code in plaats van de naam of de omschrijving om een willekeurig type record aan te duiden. Wanneer u een nieuw record aanmaakt, moet u de code van het record invoeren. U moet bijvoorbeeld codes gebruiken voor:
Bedrijfsnummer De code van het bedrijf wordt altijd het bedrijfsnummer genoemd. Bedrijfsnummers moeten numeriek zijn. Artikelcodes Artikelen en artikelcodes kunt u aanmaken in de sessie Artikelen - algemeen (tcibd0501m000). Artikelcodes kunnen maximaal 50 karakters lang zijn en mogen spaties bevatten. U kunt de lange artikelcodes gebruiken om een artikelomschrijving toe te voegen aan de artikelcode. Verder kunnen artikelcodes uit meerdere segmenten bestaan. Zie voor meer informatie: Gesegmenteerde artikelcodes. Via de sessies van de module Productclassificatie kunt u een classificatiesysteem definiëren voor uw artikelen. NB Indien het artikel een generiek artikel is, zijn de volgende karakters niet toegestaan in de artikelcode: % ' " ^ \ ! @ # $ & * ( ) | / ; ~ ` ? { } [ ] < > De reden hiervoor is dat objectbestanden die zijn gegenereerd voor constraints in de module Productconfiguratie deze karakters niet kunnen bevatten. Codes definiëren Het is van belang dat u eerst een coderingssysteem opzet, voordat u records gaat aanmaken en codes gaat invoeren. Als het coderingssysteem eenmaal in gebruik is genomen, kan het moeilijk nog gewijzigd worden. Als u een nieuwe code invoert, zijn de volgende regels van belang:
Gegenereerde codes gebruiken LN genereert bijvoorbeeld de codes voor:
De gegenereerde code bestaat uit de serie code gevolgd door het eerste vrije nummer in de serie. U moet de nummergroepen koppelen aan de verschillende documentsoorten bij het definiëren van: U kunt ook nummergroepen en series gebruiken om codes te genereren voor:
De nummergroepen voor deze codes moet u opgeven in de sessie Parameters COM (tccom0000s000).
| |||