Calibraties

Instrumenten die voor kwaliteitsinspecties worden gebruikt, moeten van tijd tot tijd gecalibreerd worden. Het doorlopend gebruik van instrumenten kan tot gevolg hebben dat de nauwkeurigheid van de metingen afneemt. Als instrumenten niet worden gecalibreerd, kunnen de inspectieresultaten onjuist zijn. Het tijdstip van de calibratie hangt af van de waarde die u hebt ingevoerd op de velden Soort interval en Interval (dagen/keren gebruikt) in de sessie Instrumenten (qmptc0108m000).

Procedure voor het configureren van calibraties in Kwaliteit:

  1. Gebruik de sessie Instrumenten kalibreren (qmptc3201m000) om de instrumenten te selecteren die gecalibreerd moeten worden. Instrumenten worden alleen geselecteerd indien het tijdsinterval of het aantal keren gebruikt dat in de sessie Instrumenten (qmptc0108m000) is vastgelegd, verstreken is. Deze instrumenten worden voor calibratie geblokkeerd. Daarom wordt het selectievakje Geblokkeerd voor kalibratie in de detailsessie Instrumenten (qmptc0108m000) ingeschakeld.
  2. De sessie Kalibratiedatums instrumenten (qmptc3202m000) geeft de instrumenten weer die voor calibratie zijn geblokkeerd. Na de calibratie van de instrumenten moet u in deze sessie de calibratiedatum intoetsen. Alleen instrumenten waarvoor u een calibratiedatum hebt opgegeven, kunnen worden gedeblokkeerd.

Voor elk instrument wordt een historie van calibratiedatums gemuteerd in de sessie Kalibratiehistorie instrument (qmptc3500m000), op basis van het instrument en/of de datum. Deze calibratiehistorie kan in de sessie Kalibratiehistorie verwijderen (qmptc3200m000) worden verwijderd op basis van instrumenten en datums.