BEMIS - ontwerpbeginselenEen BEMIS-bedrijfsdocument moet worden ontworpen op basis van een voorgedefinieerde set regels. Indien deze regels niet worden nagevolgd, voldoet het bedrijfsdocument niet aan de BEMIS-standaards. Naam- en versiebeheer EDI-bericht De code van een EDI-bericht binnen een bedrijfsdocument bevat de naam en de versie (XXX999). De naam is alfanumeriek en de versie is numeriek. Beide hebben een lengte van 3 karakters. Voorbeeld Het EDI-bericht voor de order wordt ORD 001 genoemd.
Soms bestaan er meerdere versies van een EDI-bericht. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien:
Conversievoorschrift Indien er wijzigingen worden gemaakt in het EDI-bericht binnen een service/feature pack, wordt er een nieuw conversievoorschrift aangemaakt voor het betreffende service/feature pack. Het formaat van het conversievoorschrift is XXX999, waarbij:
Elke keer dat er een wijziging wordt aangebracht, wordt het nummer met 1 verhoogd. Voorbeeld Het EDI-bericht voor de order wordt ORD 001 genoemd. Het eerste conversievoorschrift wordt in Infor LN ORD001 genoemd. Wijzigingen in EDI-bericht ORD001 worden aangebracht in Infor LN SP1. Dit resulteert in een nieuw conversievoorschrift, genaamd ORD002. In Infor LN FP2 worden er geen wijzigingen aangebracht in EDI-bericht ORD001. Hierdoor wijzigt het conversievoorschrift niet en blijft deze ORD002. Gegevenssegment Elk gegevenssegment heeft een unieke code binnen een EDI-bericht. Het formaat van de gegevenssegmentcode is SA99. De unieke code van het eerste gegevenssegment is SA1, het tweede is SA2, het tiende is SA10, enzovoort. Achterwaartse compatibiliteit Positie Een bedrijfsdocument bestaat uit meerdere EDI-berichten die meerdere gegevenssegmenten bevatten met daarin meerdere posities. Op deze posities kunt u gegevenselementen definiëren. Zodra de functionele betekenis van een positie is bepaald, moet u deze niet meer wijzigen. Bijvoorbeeld: positie 10 op het gegevenssegment Orderregel bevat het artikel (tdsls401.item). In een nieuwe versie van een bedrijfsdocument moet het artikel zich nog steeds op positie 10 bevinden. Belangrijk! Om de impact te minimaliseren, wordt aangeraden geen posities te wijzigen wanneer u een nieuwe versie/release of feature pack van LN implementeert. Indien de functionele betekenis van een positie wijzigt, moet u tevens de EDI-vertaalsoftware aanpassen die de externe standaard naar de interne (BEMIS) standaard converteert, of andersom. Conversievoorschrift Binnen een specifieke versie/release van LN kunt u bedrijfsdocumenten uit oudere feature packs gebruiken in nieuwe feature packs. Op deze manier wordt de impact van de implementatie van een nieuw feature pack verkleind, omdat het maatwerk op bedrijfsdocumenten niet opnieuw hoeft te worden uitgevoerd. Alleen indien u nieuwe functionaliteit wilt gebruiken, moet er maatwerk worden gedaan voor het nieuwe bedrijfsdocument, of de nieuwe functionaliteit moet worden toegevoegd aan bestaande bedrijfsdocumenten. Generieke interface Om een generieke interface op te zetten waarin gegevens opnieuw kunnen worden gebruikt en waarmee kosten worden gereduceerd, moet u bedrijfsdocumenten/EDI-berichten definiëren die zijn gerelateerd aan verschillende externe standaards. Alle relevante informatie betreffende de gerelateerde bedrijfsprocessen moet worden gedefinieerd in het bedrijfsdocument/EDI-bericht, op zodanige wijze dat verschillende externe standaards worden ondersteund. Alleen in het geval van conflicterende externe standaards kunt u meerdere bedrijfsdocumenten/EDI-berichten definiëren. Berichtoverhead Elk EDI-bericht binnen een bedrijfsdocument bevat altijd een gegevenssegment. Dit segment wordt berichtoverhead genoemd (gegevenssegment SA1). De informatie in de berichtoverhead is gestandaardiseerd en in overeenstemming met de LN applicatie. De volgende tabel toont de inhoud van de berichtoverhead.
Start- en eindtekens gegevenssegment Elk gegevenssegment start met een segmentidentificatie en eindigt met een eindteken. Het eerste gegevenssegment start bijvoorbeeld met SA1 en wordt afgesloten met SA1_END, waarna de naam en versie van het gegevenssegment volgen. Lengte gegevenselement De BEMIS-standaard gebruikt een variabele veldlengte. Een vaste veldlengte is niet toegestaan binnen de BEMIS-standaard. Scheidingsteken gegevensrecord De BEMIS-standaard gebruikt het karakter “LF” voor het scheiden van gegevensrecords. Lege posities Indien het scheidingsteken ";" is en het teken rondom de strings “ is, toont de BEMIS-standaard een lege positie als volgt:
Indien het teken rondom de strings op het netwerk leeg is, bestaat er geen verschil tussen alfanumeriek en numeriek. In dat geval toont de BEMIS-standaard de lege positie zoals weergegeven voor numerieke gegevenselementen in de bovenstaande tabel. Eén/meerdere bestand(en) In Elektronische handel kunt u enkele en meerdere bestanden definiëren. In het geval van een enkel bestand, wordt het complete EDI-bericht opgeslagen in één bestand. In het geval van meerdere bestanden, wordt elke gegevenssegment van het EDI-bericht opgeslagen in een apart bestand. De BEMIS-standaard ondersteunt alleen enkele bestanden voor inkomende en uitgaande EDI-berichten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||