Objectmaskers (dmcom0522m000)Deze sessie kunt u gebruiken om voor elk object de velden op te vragen waarvoor objectmaskers zijn gedefinieerd. Maskers worden via maskercodes gekoppeld aan objectvelden. Als er meer dan één maskercode is gekoppeld aan een veld, bepaalt LN welk masker wordt gebruikt in elke situatie. Voorbeeld: er zijn twee maskercodes gekoppeld aan het veld Documentrevisie. De ene maskercode identificeert het masker voor een tijdelijke revisie en de andere maskercode identificeert het masker voor de permanente revisie. In deze sessie kunt u een item selecteren om de eigenschappen van een objectmasker te bewerken en om een default masker voor het veld op te vragen of te definiëren. Klik op Maskerconfiguratie in het menu Specifiek om maskerconfiguraties te muteren en te definiëren. U definieert maskerconfiguraties in de sessie Maskerconfiguratie (dmcom0520m000).
Object De naam van het object. Attribuut Het attribuut van de hoofdtabel van het object waarvoor het objectmasker wordt gebruikt. Maskercode De code voor het masker. Dit is een beschrijvende naam voor het objectmasker. Attribuut Het attribuut van de hoofdtabel van het object waarvoor het objectmasker wordt gebruikt. Klik op de bladerpijl om een attribuut te selecteren in de sessie Tabelvelden (ttadv4529m000). Omschrijving De omschrijving van het objectmasker. Actief Indien dit selectievakje is ingeschakeld, is het objectmasker geactiveerd. Het actieve masker wordt gebruikt om een waarde te genereren voor een nieuwe instance van het object. NB U kunt meerdere maskers definiëren voor een object. Als er geen masker actief is gemaakt, gebruikt LN default het eerste gedefinieerde masker om waarden te genereren.
| |||