Constraints per configureerbaar artikel compileren (tipcf2201m000)

Deze sessie kunt u gebruiken om constraints per generiek artikel te compileren voor de objectversie van de productconfigurator waarin per artikel een object wordt gegenereerd.

  1. In LN selecteert u de directory's waarin het constraintsourcebestand en het constraintobjectbestand moeten worden opgeslagen.
  2. Geef aan of het constraintsourcebestand na de compilatie uit LN moet worden verwijderd.
  3. Klik op de optie Compileren om de compilatie te starten.

Fouten die tijdens het compileren in LN optreden, worden geregistreerd in een systeembestand dat dezelfde naam heeft als het constraintsourcebestand. Het systeembestand heeft echter het achtervoegsel ".e".

NB

Het compileren van constraints per generiek artikel heeft alleen zin als het veld Productconfiguratorversie in de sessie Parameters productconfiguratie (tipcf0100m000) op Objectversie staat. Dit betekent dat u na het bijwerken van constraints deze sessie opnieuw moet draaien.

 

Directory voor constraint-source
Om constraints te compileren, moet u met deze sessie eerst constraintsources genereren. Deze constraintsources worden opgeslagen in de directory <path.name>/ppcfcons<company.number> van uw bestandssysteem.

Toets de padnaam in van de directory waarin u de constraintsource wilt opslaan. U kunt de volledige padnaam intoetsen of de huidige directory als uitgangspunt nemen. In het laatste geval moet de padnaam beginnen met een punt [.].

NB

Het systeem voegt de naam van de directory met constraintsources automatisch toe aan de padnaam, maar u kunt de naam ook handmatig toevoegen. Als u daarna deze sessie oproept, wordt de opgeslagen directory weergegeven als de default directory. Als er geen directory is opgeslagen, wordt het default pad bepaald met behulp van het bestand $BSE/lib/fd<tools.version>.<packet.combination >.

Als er geen directory is opgeslagen en u werkt met een systeem zonder het bestand $BSE/lib/fd<tools version>.<packet.combination>, wordt u gevraagd in welke directory de sources moeten worden opgeslagen.

Directory voor constraint-object
Toets de padnaam in van de directory waarin u de constraintobjecten wilt opslaan. U kunt de volledige padnaam intoetsen of de huidige directory als uitgangspunt nemen. In het laatste geval moet de padnaam beginnen met een punt en een schuine streep.
NB

Het systeem voegt de naam van de directory met constraintobjecten automatisch toe aan de padnaam, maar u kunt de naam ook handmatig toevoegen. Als er geen directory is opgeslagen, wordt het default pad bepaald met behulp van het bestand $BSE/lib/fd<tools.version>.<package.combination>.

Als er geen directory is opgeslagen en u werkt met een systeem zonder het bestand $BSE/lib/fd<tools version>.<packet.combination>, wordt u gevraagd in welke directory de objecten moeten worden opgeslagen.

Van artikel
De Van- en T/m-velden definiëren een reeks van: configureerbare artikelen.
Constraint-source verwijderen
Indien dit selectievakje is ingeschakeld, worden de gegenereerde constraint sourcebestanden na compilatie uit LN verwijderd.

Indien dit selectievakje is uitgeschakeld, worden de gegenereerde constraintsourcebestanden na compilatie niet uit LN verwijderd. U kunt dan de constraintsourcebestanden raadplegen. Dit is vooral van toepassing bij compilatiefouten.

Alleen compilatiefouten weergeven
Indien dit selectievakje is ingeschakeld, drukt LN alleen de compilatie fouten af.

 

Compileren
LN compileert de constraints.