Een aanvoerlijn aan meerdere parent-lijnen koppelen (structuur met afwijkende assemblagelijnen)In de huidige zakelijke omgeving ontplooien OEM's (Original Equipment Manufacturers) steeds meer activiteiten op wereldwijde schaal. Dit wil zeggen dat de assemblage van een eindproduct op één bepaalde geografische locatie plaatsvindt, terwijl de componenten ervan op een of meer andere geografische locaties worden geassembleerd. Na assemblage worden de componenten overgebracht naar uiteenlopende locaties waar de uiteindelijke assemblage van het eindproduct plaatsvindt. Om deze vereiste te modelleren is het in LN mogelijk om een structuur met afwijkende assemblagelijnen te definiëren. In structuren met afwijkende assemblagelijnen kunt u één assemblagelijn aan meerdere assemblagelijnen koppelen. Voorbeeld Hieronder ziet u een afbeelding van een structuur met afwijkende assemblagelijnen, waarbij één aanvoerlijn aan meerdere hoofdassemblagelijnen is gekoppeld. In dit voorbeeld is aanvoerlijn E gekoppeld aan de hoofdlijnen A en B. Aanvoerlijn F is gekoppeld aan hoofdlijnen B en C. Aanvoerlijn F bevindt zich in een ander geografisch gebied dan hoofdlijn B. ![]() NB De lijnen kunnen zich fysiek op uiteenlopende geografische locaties bevinden, maar zijn logisch aan één structuur met assemblagelijnen gekoppeld. Belangrijk! Afwijkende assemblagelijnen kunt u zowel voor multi-site als voor single-site simulaties modelleren. In een multi-site assemblagesimulatie kunt u een structuur met afwijkende assemblagelijnen in het basisbedrijf definiëren en deze structuur naar andere bedrijven repliceren. Een aanvoerlijn aan meerdere parent-lijnen koppelen U moet een aanvoerlijn op de volgende twee niveaus aan parent-lijnen koppelen: Voorbeeld In het volgende voorbeeld ziet u een structuur met afwijkende aanvoerlijnen waarin een aanvoerlijn aan twee verschillende parent-lijnen is gekoppeld. ![]() Aanvoerlijn Z is gekoppeld aan hoofdlijnen A en B
Lijnsegment Op lijnsegment niveau kunt u het laatste lijnsegment van de aanvoerlijn koppelen aan lijnsegmenten die zich op verschillende parent-lijnen bevinden. In het voorbeeld hierboven kan het laatste lijnsegment (S2Z) van aanvoerlijn Z zowel worden gekoppeld aan lijnsegment S3A op hoofdlijn A als aan lijnsegment S3B op hoofdassemblagelijn B.
NB
Lijnstation Op lijnstation niveau kunt u het laatste station van de aanvoerlijn koppelen aan lijnstations die zich op verschillende parent-lijnen bevinden. In het voorbeeld hierboven kan het laatste station L2Z van aanvoerlijn Z zowel worden gekoppeld aan lijnstation L3A op hoofdlijn A als aan lijnstation L3B op hoofdlijn B.
NB
Een aanvoerlijn aan meerdere aanvoerlijnen koppelen Het is mogelijk om een netwerk van assemblagelijnen met de volgende typen aanvoerlijnstructuren te modelleren:
NB Het is niet mogelijk om een assemblagelijnstructuur met parallelle assemblagebewerkingen te modelleren. Als een gebruiker tijdens de configuratie van een artikel een productmodel heeft geselecteerd waarin de routing van halffabrikaten wordt bepaald op basis van de configuratie van het hoofdassemblageartikel, is het mogelijk om een netwerkmodel van assemblagelijnen te definiëren waarin assemblagelijnen parallel zijn gemodelleerd. Een voorbeeld van een dergelijk productmodel is als voor het geassembleerde eindproduct gebruik kan worden gemaakt van zowel deel X1 als van deel X2 die elk door een andere assemblagelijn worden geleverd. Als vervolgens na de configuratie de routing wordt bepaald, wordt gecontroleerd of de geselecteerde routing geen assemblagelijnen bevat die parallel zijn gemodelleerd. Als parallel gemodelleerde assemblagelijnen worden aangetroffen, geeft het systeem aan dat de desbetreffende assemblagestructuur niet kan worden gegenereerd. Als gevolg daarvan kan de specifieke configuratie niet worden samengesteld. Voorbeeld In dit voorbeeld moet het geassembleerde eindproduct Z halffabrikaat X1 of X2 bevatten die elk door een andere assemblagelijn worden geleverd. ![]() Parallelle assemblagebewerkingen- alleen toegestaan tijdens het configureren van artikelen
In de bovenstaande afbeelding ziet u een assemblagelijnstructuur met twee parallel gemodelleerde lijnen. Op basis van de geselecteerde configuratie van het geassembleerde hoofdartikel Z (een configuratie van Z met X1 of met X2) wordt aanvoerlijn C1 of C2 opgenomen in het netwerkmodel van assemblagelijnen. Het is niet mogelijk of meerdere lijnen te selecteren als lijnen parallel zijn gemodelleerd.
Belangrijk! Alleen aanvoerlijnen waarvoor het selectievakje Configuratieafhankelijk in de sessie Assemblagelijnen (tiasl1530m000) is ingeschakeld, kunnen door het systeem worden opgenomen of uitgesloten. Voor meer informatie, zie Selectie van assemblagelijnen — parameter Configuratieafhankelijk Afwijkende structuur en assemblageorders - unieke koppeling In een structuur met afwijkende aanvoerlijnen kunt u een aanvoerlijn aan meerdere parent-lijnen koppelen. De assemblageorders in de aanvoerlijn moeten altijd echter nog steeds verwijzen naar één enkele assemblageorder in een parent-lijn. De aanvoerlijn kan een artikel aan verschillende parent-lijnen leveren, maar er wordt een unieke referentiekoppeling onderhouden tussen de assemblageorders van de aanvoerlijn en de assemblageorders van de parent-lijnen. NB Een assemblageorder in een aanvoerlijn kan niet verwijzen naar meerdere assemblageorders in verschillende parent-lijnen. Voorbeeld Zie de afbeelding voor assemblageordernummers. ![]()
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||