Een kalender definiëren

In dit onderwerp wordt het definiëren van één kalender omschreven. Zie De kalenderstructuur instellen voor informatie over de algehele procedure voor het definiëren en gebruiken van kalenders.

Voorwaarden

Voordat u een kalender definieert, moeten de volgende gegevens zijn gedefinieerd:

Zie De kalenderstructuur instellen voor meer informatie over deze voorwaarden.

Procedure
Stap 1. Kalendercode definiëren

Start de sessie Kalenders (tcccp0110m000) om een kalendercode te definiëren.

De volgende velden zijn van belang:

  • Parent-kalender
    Voer een parent-kalender in voor uw kalender of laat het veld leeg. Als het veld Parent-kalender leeg is, valt LN terug op de standaardkalender om de ontbrekende kalenders in te vullen. Zie voor meer informatie Kalenderhiërarchie.
  • Startdatum kalender en Einddatum kalender

    Geef de periode op waarvoor de kalender werktijden en capaciteitsgegevens bevat.

    De startdatum van een kalender kan niet eerder zijn dan de startdatum van de parent-kalender en de einddatum van een kalender kan niet later zijn dan de einddatum van de parent-kalender.

    Om performance-redenen kunt u het beste een periode van minder dan 5 jaar kiezen.

Stap 2. Beschikbaarheidssoorten per kalender opgeven

Start de sessie Beschikbaarheidssoorten per kalender (tcccp0150m000) en geef de beschikbaarheidssoorten op waarvoor u de kalendercode kunt gebruiken.

U hebt nu een kalender gedefinieerd met beschikbaarheidsdatums die u kunt opvragen in de sessie Werktijden per kalender (tcccp0120m000). Nu worden alle gegevens in deze kalender afgeleid van de parent- of standaardkalender. In de volgende stappen kunt u de verschillen opgeven tussen deze kalender en de bijbehorende parent-kalender.

Stap 3. Terugkeerpatronen definiëren

Voor het opgeven van terugkeerpatronen met terugkerende datums, die u nodig hebt voor de volgende stap, gebruikt u de sessie Terugkeerpatronen (tcccp0143m000).

Zie voor meer informatie Terugkeerpatronen definiëren.

Stap 4. Terugkeerpatronen per kalender opgeven

Gebruik terugkeerpatronen per kalender om terugkerende uitzonderingen te definiëren op de kalendergegevens die van kalenders op een hoger niveau worden afgeleid.

De volgende typen uitzonderingen kunnen worden gedefinieerd met behulp van terugkeerpatronen per kalender:

  • U kunt werktijden, efficiëntiefactoren, capaciteitspercentages en indicaties voor overuren wijzigen voor specifieke datums.
  • U kunt terugkerende extra beschikbare datums toevoegen. Zo kan een specifieke afdeling bijvoorbeeld tijdens de avonduren zijn geopend.
  • U kunt datums zoals jaarlijkse feestdagen aanwijzen als niet-beschikbaar.

Het definiëren van terugkeerpatronen per kalender gaat als volgt:

  1. Start de sessie Terugkeerpatronen per kalender (tcccp0144m000).
  2. Zoek de relevante kalendercode en beschikbaarheidssoort.
  3. Voeg het toepasselijke terugkeerpatroon toe.
  4. Voer op de volgende velden gegevens in:

  5. Indien gewenst kunt u nog meer terugkeerpatronen toevoegen.

Indien u een lunchpauze wilt definiëren, voert u het terugkeerpatroon tweemaal in, eenmaal met de ochtenduren en eenmaal met de middaguren.

Stap 5. Niet-beschikbare dagen invoeren

Gebruik de sessie Niet-beschikbare dagen per kalender (tcccp0119m000) als u incidentele niet-beschikbare dagen wilt instellen, zoals een vakantie of een bedrijfsuitje.

Stap 6. Handmatige wijzigingen aanbrengen

Als u handmatig de beschikbaarheidsgegevens voor specifieke datums wilt wijzigen, gebruikt u de sessie Werktijden per kalender (tcccp0120m000) Als u het totaalresultaat, inclusief de door u aangebrachte wijzigingen, wilt opvragen, klikt u op Kalender bijwerken of selecteert u deze opdracht in het menu Beeld, Referentie en/of Acties.

NB

Op één datum kan een kalender meerdere werktijden hebben, zoals 8:00-12:00 uur en 13:00-17:00 uur. Het is echter niet mogelijk om op één datum meerdere tijdsintervallen te hebben die afkomstig zijn uit verschillende bronnen. Zie voor meer informatie Kalenderhiërarchie.

Tip