Definiëren van objectmaskers

Voor elk object dat is gedefinieerd in ODM, kunt u maskercodes definiëren. Voor elk object kunt u één of meer maskercodes definiëren. Maskercodes zijn systeemgegevens die de maskerconfiguratie identificeren die moet worden gebruikt voor een objectattribuut. Als er meer dan één maskercode is gedefinieerd voor een object, bepaalt LN welke maskerconfiguratie van de actieve maskercode in elke situatie wordt gebruikt. Een uitzondering wordt gevormd door de objecten doc_rev en fldr die altijd twee maskercodes hebben. Deze twee maskercodes zijn nodig om een tijdelijke revisie en een definitieve revisie te genereren voor een documentrevisie en om een map-ID en een maprevisie te genereren voor mappen.

De ERP-beheerder kan het door het systeem geleverde default masker wijzigen of een masker opgeven als er geen default masker is geleverd.

Als een afzonderlijke maskerconfiguratie niet nodig is, kunt u een default waarde opgeven en wordt het masker gegenereerd op basis van de opgegeven waarde.

Voor elk objectattribuut dat maskers ondersteunt, kunt u een maskerconfiguratie definiëren voor de maskercode en daarmee het formaat opgeven dat moet worden gebruikt om waarden te genereren.

De maskerconfiguratie is een masker dat bestaat uit één of meer sjabloonsegmenten. Er zijn vier typen sjabloonsegmenten die u kunt gebruiken voor het samenstellen van een maskerconfiguratie:

Wanneer u een maskerconfiguratie aanmaakt voor een objectmasker, moet u ten minste één sjabloonsegment van het type Gegenereerd formaat gebruiken. Gebruik een hekje (#) in het segment om nummers te genereren en gebruik een sterretje om tekens te genereren. Als een masker meer dan één gegenereerd segment bevat, moet de gebruiker opgeven van welk segment de waarde moet worden opgehoogd. Bijvoorbeeld: als de maskercode voor mapversies twee gegenereerde segmenten bevat en de gebruiker een nieuwe maprevisie aanmaakt, kan voor een ingrijpende revisie het ene segment worden opgehoogd en voor een kleinere wijziging het andere segment.