Wachtrijen maken

Het is mogelijk wachtrijdefinities en -toewijzingen toe te voegen om de verwerkingsbelasting voor het systeem te beheren, zodat taken tijdig worden afgerond.

  1. Meld u als beheerder van een asynchroon systeem aan en klik op het tabblad Wachtrijweergave.
  2. Klik op Maken.
  3. Geef de volgende gegevens op:
    Naam
    Geef een naam op voor de wachtrij.
    Omschrijving
    Geef een omschrijving op voor de wachtrij.
    Max. aantal actieve acties
    Geef het maximumaantal actieve acties of werkthreads op voor de wachtrij. Hiermee wordt bepaald hoeveel triggers tegelijkertijd kunnen worden verwerkt in de wachtrij. U kunt dit aantal aanpassen op basis van de systeemresources en het verwerkte gegevensvolume.
    Onderbroken
    Geef aan of de wachtrij is onderbroken. Als een wachtrij wordt onderbroken, worden er geen triggers meer verwerkt. De verwerking van reeds gestarte triggers wordt voortgezet.
    Historie opslaan
    Geef aan of de wachtrijhistorie moet worden opgeslagen. Als dit selectievakje is ingeschakeld, worden triggers niet verwijderd uit de database. Triggers waarvan de verwerking niet is geslaagd worden altijd opgeslagen, zelfs als u dit selectievakje niet inschakelt. De standaard en aanbevolen waarde is dat de historie niet wordt opgeslagen, omdat het opslaan van historie grote aantallen cumulatieve, voltooide triggers oplevert.
    Systeemwachtrij
    Geef aan of de wachtrij een systeemwachtrij is. Een systeemwachtrij is een interne wachtrij van het systeem, zoals de e-mailwachtrij.
    Wachtrijnaam als bindingssleutel gebruiken
    Als dit selectievakje is ingeschakeld, moet een batch-uitvoeringsprogramma zijn gedefinieerd en worden uitgevoerd. De waarde voor de wachtrij-ID van het uitvoeringsprogramma moet zijn ingesteld op de wachtrijnaam.
  4. Klik op Opslaan.