Verwerkingsopties maken

  1. Selecteer Financials > Debiteurenadministratie > Instellingen > Debiteurenbedrijven.
  2. Klik op Maken.
  3. Selecteer het tabblad Verwerken.
  4. Geef in de sectie Regels de volgende gegevens op:
    Maanden voor verwijderen klant
    Geef het aantal maanden op dat na de datum van de laatste klantactiviteit moet verstrijken voordat een klant automatisch wordt verwijderd tijdens Klant permanent verwijderen. Als dit veld leeg is, worden alle klanten verwijderd, ongeacht de datum van de laatste activiteit.
    Blokkeringscode
    Geef een blokkeringscode op. Deze code wordt gebruikt tijdens de controle door een analist. In orderverwerkingssystemen wordt deze blokkeringscode gebruikt om te bepalen of orders voor een bepaalde klant worden verwerkt.
    Wijziging vervaldatum toegestaan
    Schakel dit selectievakje in om de vervaldatum van een betwiste transactie of factuurverplichting te wijzigen.
    Valutaweergave
    Geef aan of u de transactiebedragen wilt weergeven in de basisvaluta of in de transactievaluta.
    Invoer van kortingen uit contracten toestaan
    Schakel dit selectievakje in als de invoer van kortingen uit contracten is toegestaan.
    Perioden per jaar
    Geef aan of het jaar uit twaalf of dertien perioden bestaat.
    Journaaldatum verifiëren
    Schakel dit selectievakje in als de aan de transacties toegewezen grootboekdatums worden bewerkt op basis van het datumbereik dat in Grootboek is opgegeven.
    Risicocode
    Geef de risicocode op die u als standaardwaarde wilt gebruiken voor nieuwe klanten die voor dit bedrijf worden toegevoegd.
    Perioden voor bijwerken historie
    Geef aan na hoeveel periodeafsluitingen de status van een betaling of transactie wordt bijgewerkt.
    Transactieregels samenvatten
    Schakel dit selectievakje in om meerdere regeltransacties als overzicht of gedetailleerd weer te geven.
    Optie transactie centrale account
    Geef aan of Transacties bijgewerkt in form Onderhoud worden gemaakt of verwijderd in Centrale account. Geef aan of Transacties bijgewerkt met logica voor collectief bijwerken worden gemaakt of verwijderd in Transactie centrale account bijwerken.
    Periode-offset
    Geef de offset op voor de periode.
  5. Geef in de sectie Liquiditeitsoverzichtscodes de volgende gegevens op:
    Betalingscode storting
    Selecteer de betalingscode die standaard wordt gebruikt voor stortingen in Kasbeheer voor dit bedrijf.
    Betalingscode retour aan maker
    Selecteer de standaard wordt gebruikt voor retour aan maker-betalingen in Kasbeheer voor dit bedrijf.
    Betalingscode correctie
    Selecteer de betalingscode die standaard wordt gebruikt voor correcties in Kasbeheer voor dit bedrijf.
  6. Geef in de sectie Laatste nummers de volgende gegevens op:
    Overzichtsbatch
    Geef het laatste door het systeem toegewezen batchnummer op dat voor terugvorderingsrecords en records met kosten vanwege te late betalingen wordt gebruikt.
    Terugvordering
    Geef het transactienummer op van de laatste terugvordering die is gemaakt. Als dit veld leeg is, start de terugvordering bij 1.
    Voorvoegsel creditterugvordering
    Geef het voorvoegsel van de terugvordering op.
    Retour aan maker
    Geef het transactienummer op van de laatste retour aan maker-notificatie die is gemaakt. Als dit veld leeg is, start het nummer voor de retour aan maker-notificatie bij 1.
    Opnieuw toewijzen
    Geef het nummer van de nieuwe toewijzing van de laatste opnieuw toegewezen openstaande verplichting op die is gemaakt. Als dit veld leeg is, beginnen nieuwe toewijzingen bij 1.
    Nummer
    Geef het nummer op van het voorvoegsel voor de creditterugvordering.
  7. Geef in de sectie Algemeen de volgende gegevens op:
    EWAY-factuurnummer gebruiken
    Schakel dit selectievakje in om het EWAY-factuurnummer te gebruiken.
    Indeling parallelle referentie
    Geef de indeling van de parallelle referentie op.
    Type controlecijfer
    Selecteer het type controlecijfer dat wordt gebruikt voor foutopsporing bij identificatienummers.
    Boekstukreferentie toewijzen
    Schakel dit selectievakje in om de nummering van de boekstukreferentie te gebruiken.
    NB

    Het veld Rapportagebasis boekstukreferentie en het veld Indeling boekstukreferentie worden weergegeven nadat u het selectievakje Boekstukreferentie toewijzen hebt ingeschakeld.

    Rapportagebasis boekstukreferentie
    Selecteer de rapportagebasis die is aangeduid als de wettelijk verplichte rapportage.
    Indeling boekstukreferentie
    Geef de variabele of variabelen op die u wilt gebruiken als de indeling voor de boekstukreferentie.
    Rapport buitenlandse handel en betalingen
    Schakel dit selectievakje in als u het rapport buitenlandse handel en betalingen wilt opnemen.
    NB

    Het veld Drempelbedrag voor rapport wordt weergegeven nadat u het selectievakje Rapport buitenlandse handel en betalingen hebt ingeschakeld.

    Drempelbedrag voor rapport
    Geef het drempelbedrag voor het rapport buitenlandse handel en betalingen op.
  8. Klik op Opslaan.